Kurt Vandemaele
"‘BXL’ is een film die me met mijn vele vooroordelen confronteert"
Kurt keek op de Week
Onze reporter over wat hij van de voorbije week zou willen onthouden
Nadat de oude nieuwe wereldleider van Amerika maandag de hele dag aan het stoken was geweest, haat en onvrede aan het zaaien was, overwoog ik even om ’s avonds gewoon thuis te blijven en toe te geven aan de oproep van de familie van David Lynch om onder hun online begeleiding deel te nemen aan de groepsmeditatie ter ere van de overleden filmmaker, om zo vrede, liefde en optimisme over de wereld uit te strooien. Maar zoals op de meeste van mijn avonden wilden mijn benen stappen. Ik pruttelde niet tegen. Mijn hoofd zou er deugd van hebben. Ik zou het leegmaken of even wat minder laten wegen.
Dankzij Laura Marling hoor ik nu vaak ‘Sweet Child of mine’ in mijn hoofd afspelen als ik mijn kinderen zie of aan ze denk
Soms laat ik onderweg wat klanken binnenkomen. Zoals Laura Marling, die ik door haar nieuwe single ‘Sweet Child of Mine’, nu pas heb ontdekt. Nu pas, want de dame is al tien jaar aan het zingen. En al haar zoetgevooisde mijmeringen blijken er vlot bij me in te gaan. Ze werd vorig jaar op haar 34 voor het eerst moeder en in haar nieuwste nummer bezingt ze haar liefde voor haar kind, wiens bestaan de meest wonderlijke ervaring is die haar ooit te beurt is gevallen. Mijn kinderen zijn het huis uit. En telkens als ik ze zie voel ik nog altijd diezelfde verwondering als toen ze als baby hun eerste stapjes zetten. Die warme gloed die me overviel wanneer het hen voor het eerst lukte. Nu zie ik jongvolwassenen van wie ik denk: hoe komt het dat jullie zulke verbeterde versies van je ouders geworden zijn? Het zal aan hun mama liggen. Maar Laura Marling maakt het besef groter hoeveel geluk wij hebben. Zachtheid, tederheid, verrukking, onverdunde liefde, het zit allemaal in dat ene lied. Ik ben blij dat er een immense lading muziek van Laura Marling op Spotify staat. Natuurlijk wou ik meer over haar te weten komen. En zo kwam ik terecht bij een redelijk recent interview in The Guardian waar ze zegt ze dat ze overweegt om een punt achter haar muziekcarrière te zetten omdat ze niets van het leven van haar dochter wil missen. Lap. Dan ontdek je iemand en heeft ze er genoeg van. Dat concert van haar kan ik vergeten. Hoewel, ze zal ook wel leren dat loslaten bij de opvoeding hoort. Niet alle hoop is verloren.
Vaak ben ik blij als een kind als ik iets of iemand nieuws ontdek. Het kan een boek zijn, een film, een song, een schilderij, een bos, een gebouw, maar ook een mens. Da’s nog beter. Met een beetje geluk is het iemand die ook nog schrijft of zingt. Als ze een heel andere achtergrond hebben, is het effect nog beter. Omdat je geen geschenk verwacht van iemand die niet meteen deel uitmaakt van je eigen leefwereld. Gebeurt het dan toch, voel je terstond hoe je wereld groter en beter wordt. Dat kan bij de Chinees zijn, waar mijn gesprekken zich meestal beperken tot het opsommen van nummertjes die aangeven naar wat ik honger heb. En waar plots de jonge, dartele dochter achter het buffet staat en haar opgewekte babbel me nog beter smaakt dan de overigens heel smakelijke kost die ze kundig voor me inpakt. Of in de vinylwinkel waar de jonge, getatoeëerde uitbater met de weelderige krullenbol en de huid met een tintje, me een koffietje aanbiedt en tegelijk een prachtige kijk op de dingen serveert die zo verfrissend is dat ik de zaak verlaat met het gevoel dat ik net een reinigingsbeurt heb gehad.
We zitten in een politieke en maatschappelijke werkelijkheid waarin de bullebaak de baas is
Maar ik was dus op wandel met muziek in de oren. Na een stevige portie Laura Marling mocht het even iets anders zijn. Ik wil ze niet in één keer opsouperen. En om eerlijk te zijn, luister ik tegenwoordig iets minder naar muziek tijdens het stappen. Ik geef me tegenwoordig alsmaar vaker over aan podcasts waarin mensen de tijd krijgen om zich uit te spreken. Dat kan bij Alex Agnew en zijn kompaan van de AA-Club zijn, bij Wim Oosterlinck en zijn Drie Boeken, bij Miroir van De Standaard of bij Friedl Lesage en haar Touché. Zo was ik onlangs op stap met Claudia de Breij in mijn oren. Blijkbaar een wereldberoemde comedienne in Nederland, maar ik had er nog nooit van gehoord. Een gat in mijn cultuur dat dringend gevuld moest worden. Ze stelde zich voor als een moraliste. Wat ik na haar verdere uitlatingen durf te vertalen als een bewaker van de goeie zeden. Misschien kan ik haar beter een cabaretière noemen. Ik denk dat ik haar ergens moet situeren tussen die ouderwetse Nederlandse cabaretiers, zoals Herman Van Veen en Freek De Jonge. Of misschien neigt ze een beetje naar Wouter Deprez. Die maakt ook humor met een boodschap. “Ik heb altijd een wereldbeeld gehad waarin iedereen het beste met elkaar voorheeft,” zei ze. Maar doordat ze gemerkt had dat de realiteit anders is, was ze het podium op geklommen om ons er attent op te maken wat er zoal scheef gaat. Ze had het onder meer over hoe de bullycultuur tegenwoordig overheerst. “We kiezen mensen aan de macht die we dan sterke man noemen, maar eigenlijk zouden die de pestkop van de school zijn. We zitten in een politieke en maatschappelijke werkelijkheid waarin de bullebak de baas is. En waarin degene die wat zachter is moet leren van zich af te bijten. Waarom moet degene die zacht is, hard worden? Waarom moet degene die hard is niet een tandje dimmen.” Een gedachte waar ik zowaar een beetje week van werd.
ik zie een jong knaapje met de fiets een ‘Mitrailette’ halen. Zelfs hun broodjes hebben namen van wapens, denk ik
Ik had al een hele wandeling achter de rug toen mijn voeten me nog even meenamen in de richting van de Broeltorens en van de vlak bij gelegen bioscoop. Ik wou zien of er iets op de affiche stond wat ik nog niet gezien had. Bleek er een avant-première plaats te vinden van ‘BXL’, de eerste langspeler van Ish Ait Hamou en zijn broer Monir. Ik had wel eens een boek van Ish gelezen en een kortfilm van de broers gezien, maar niets was blijven hangen. Ik zeg het dikwijls, mijn geheugen helpt niet om mijn wereld te verruimen. Vandaar dat ik mijn hoofd alsmaar meer moet voeden.
In ’BXL’ zag ik een wereld die niet de mijne was. Van in het begin word je met veel vooroordelen geconfronteerd, die misschien ook die van jou en mij zijn. Je ziet quotes passeren van Donald Trump en van Conner Rousseau. Van een ‘Hellhole’ en van een bange blanke man die zegt dat hij zich in Molenbeek niet meer in zijn eigen land voelt. Bedenkingen die meteen de toon zetten en een stempel drukken op de plek waar de film ons mee naartoe neemt. Daarin zie je hoe een jong knaapje met de fiets een ‘Mitrailette’ haalt. Zelfs hun broodjes hebben namen van wapens, denk ik, terwijl ik een vette kwak mayonaise op een veel te wit broodje zie belanden. Er gaat een schep frieten bovenop en een portie vlees en er komt een elastiekje rond het ding voor het in papier gerold wordt. De oude man die ik ben is nog liefhebber van de ouderwetse zak frieten en zit al zijn neus te krullen. En dan rijdt dat jongetje met zijn fiets over voetpaden en steekt het schuin de straat over en hoor ik mijn gedachten zeggen: ‘manneke, allez, zo rij je toch niet…’ Even later zit hij op het dak van een flatgebouw bij zijn maat die hem afblaft omdat er een verkeerde saus op het broodje zit. Mayonaise is voor de flamand, andalouse moet het zijn. Genoeg voor de misnoegde copain om boos weg te lopen. De verpakking laten ze waaien. En ik denk: allé gasten, dat is zwerfvuil… Maar niemand lijkt dat te zien. Want de hele zaal voelt mee met het jongetje dat achterblijft.
“Als de vertoning erop zit, veert het publiek recht en trakteert de makers en de aanwezige acteurs op een staande ovatie
Zijn grote broer doet aan vechtsport. En ik denk: o nee, kan dat geen voetbal zijn? Of basket? Moet dat weer iets met de vuisten zijn? Gedachten die ingegeven door mijn ergernis om de hangjongeren in de buurt die heler dagen bij wijze van ontspanning met boksbewegingen naar elkaar staan uit te halen. Maar ik dwaal af. ‘BXL’ is dus het verhaal van grote broer en kleine broer en hoe die vooral moeten vechten om gehoord en gezien te worden. Ik ga erin mee en ook niet. Vaak hoor ik de oude blanke man in mij vloeken. En dan maar zeggen dat ik mijn wereld wil zien groeien door mensen van elders beter te leren kennen. Als de vertoning erop zit, veert het publiek recht en trakteert de makers en de aanwezige acteurs op een staande ovatie. En dan start de vragenronde. En blijken de vragen vooral te komen van de ongewoon veel gesluierde jongedames in de zaal. Die zijn verrassend mondig. Verrassend, omdat ik ze zelden of nooit hoor praten.
Door wat er gezegd wordt, ga ik de film anders bekijken, zie ik bepaalde scènes beter dan ik ze eerst gezien had. Ik hoor een meisje zeggen hoeveel deugd het deed dat ze mensen zoals zij op het scherm te zien heeft gekregen. Terwijl ik denk: het waren vooral jongens, de meisjes hadden weer geen stem. Maar ze praat verder. En ze vertelt hoe ze met oudejaarsavond met vrienden naar het vuurwerk aan het Atomium was gaan kijken. “Maar de dag daarna hoorde ik alleen over hoe de allochtonen in Brussel weer tekeer waren gegaan. En dan vraag ik me af of wij zo slecht zijn. Altijd worden we met de vinger gewezen. We leven nu al zolang samen, we zijn allemaal Belgen. Maar wij blijven die met de sluier, die met de baard. En als wij plots eens ontploffen omdat het ons te veel wordt na de zoveelste racistische opmerking in de Aldi, dan hoop ik dat je ons verstaat. En dat je ook de mensen in de film verstaat, dat de mensen hier de boodschap begrijpen,” zegt ze. En ze is haast in tranen. Waarop er bij wijze van sympathiebetuiging een applaus volgt.
Je voelt hoeveel de film voor de aanwezigen in de zaal betekent. Dat het een film is die er moet zijn. Ieder woord dat Ish zegt, kan op een zoveelste daverend applaus rekenen. Ook wanneer hij zegt dat er niet altijd woorden nodig zijn om te communiceren, dat gebaren soms genoeg zijn. Maar de blanke man die ik ben, denkt: Af en toe een knikje terug van de gesluierde dames die hier plots mondig blijken te zijn, zou me ook veel meer op mijn gemak maken in jullie buurt. Vandaar ook dat ik zo verrukt ben om in een omgeving te zitten waar zoveel gesluierde jongedames hun stem laten horen. Ik ken ze alleen van hun stiekeme gegiechel onder elkaar. Terwijl ik het inspirerend vind om te horen wat ze te zeggen hebben. En wat de mensen vooraan te zeggen hebben.
Een zaal vol mensen die elkaar niet kennen en samen iets voelen, samen lachen…
Zoals hoofdrolspeler Fouad Hajji, die al even ontroerd en ontroerend is als de mensen in het publiek. Hij vertelt dat het altijd zijn droom was om te dansen en te acteren. Dat hij bij gebrek aan kansen naar Hollywood wou, maar dat hij door zijn naam heel lang moest wachten op een visum. Maar hij wachtte heel lang. En waagde er uiteindelijk zijn kans. En hij vond er werk. Maar nooit een hoofdrol. Die vond hij uiteindelijk bij zijn vrienden aan het thuisfront. in een film met de naam ‘BXL’ Terwijl hij het zegt gaan zijn ogen blinken en hoor je sniffen in het publiek. Zijn maat drukt hem tegen zich aan. Zo heeft hij geen zakdoek nodig om zijn tranen te drogen.
Het is al laat als de vragenronde wordt afgesloten met een slotrede van Ish: “Wat hier gebeurt is prachtig. Een zaal vol mensen die elkaar niet kennen en samen iets voelen, samen lachen… Of jullie elkaar nog gaan zien of niet, er is iets moois aan het gemeenschapsgevoel, aan het in groep ontdekken van een verhaal. Als je iemand iets wil geven, dan misschien wat tijd in de bioscoop om ons verhaal te helpen verspreiden,” zo besluit hij. Het applaus is nog aan het uitdoven wanneer ik bij het buitengaan merk ik dat een van mijn dochters ook in het publiek zat. Ik zeg haar dat ik de film door het nagesprek beter vond. “Ik was blij dat ik niet meteen met rode ogen de zaal uit moest,” bekent ze, “ik heb zitten snikken. En ze vertelt hoe ze echt in de film zat en helemaal vertederd was door het jongste broertje. “Zo’n schatje.” Opnieuw hoor ik Laura Marling zingen in mijn hoofd en bedenk ik dat ik nog veel te leren heb.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier