Kurt Vandemaele

"Ik stemde op Arend Delabie en dacht aan Conny Mus"

Kurt keek op de Week

Onze reporter over wat hij van de voorbije week zou willen onthouden

Een mens moet blijven buitenkomen om aan de filterbubbel of echo chamber te ontsnappen, waar de algoritmes ons in kudde naartoe leiden. Ooit zei men dat het internet van de wereld een dorp zou maken. De waarheid is dat het de wereld heeft ingedeeld in vele dorpen waar alleen gelijkgestemden wonen. Werelden waar iedereen zijn bestaande overtuigingen versterkt ziet en tegenstrijdige informatie afwijst. Niemand lijkt er te beseffen dat iedereen zich in uniform uitdost en er vaak enge meningen en gedachten op nahoudt.

Een mens moet een variëteit van indrukken opdoen om mens te blijven. Zo schoof ik maandag Budascoop binnen om ‘All Shall be Well’ te gaan bekijken, een film over twee oude lesbiennes in Hongkong. Niet dat hun geaardheid er zoveel toe deed. Ik zag breekbare mensen die in een setting die niet op de onze lijkt, klappen incasseren die hen ouder, kwetsbaarder, maar vooral meer mens maakten. Die twee dames maken aanzienlijk meer kans op een ticketje naar mijn geheugen dan de dames die ik dit weekend aan het werk zag tijdens de opening van het Filmfestival van Oostende. Veerle Baetens en Billie-Louise Vlegels zijn in het echte leven nochtans moeder en dochter. In de film ‘Comeback’ zijn ze dat ook, maar is het personage van Veerle Baetens een techno-dj die haar comeback maakt terwijl haar dochter ernaar verlangt om haar moeder weer naar huis te zien komen. La Baetens heeft me al vaak weten in te pakken, maar het kan niet altijd bingo zijn. Soms denk ik: ik moet het wat minder in een filmzaal gaan zoeken. Menselijke verhalen kunnen misschien beter van een mens komen, dan dat je ze van het scherm moet plukken. Je voelt me misschien al komen.

Stefan Perceval mag met recht en reden zeggen dat hij een verschil maakt

Als je “betrokken wil geraken bij een levendige viering van de menselijke veelvormigheid”, zoals Hans Schnitzler schrijft in ‘Filosofie van de kroeg’, ja, dan moet je op café, of op zijn minst buiten komen. Mij moet je het geen twee keer zeggen. Het is er ook altijd beter weer. “De zon is daar, gaat er iemand een foto trekken?” hoorde ik Piet deze week nog roepen aan de toog van Den Bras. In het West-Vlaams trekt men foto’s. Maar te laat. Heel even gaf ze het grijs een blauwe schijn, maar het was maar schijn. Vlugger dan ik mijn fototrekker uit mijn broekzak heb gehaald is de hemel weer zonder zon. ’t Is weer geen weer, zegt Jan Gheysen dan. Een man van wie ik online altijd heerlijke stukjes (‘MOnuMENTJES’) zie passeren. Zo zie je maar, algoritmes hebben ook goeie kanten. Soms leiden ze me naar mensen die zelfs woorden hebben voor gedachten die bij mij nog aan het rijpen zijn.  Trouwens, een paar dagen later zagen we wel zon en staalblauwe hemels. En had ik alle tijd om er foto’s van te trekken.

Vorige zaterdag kwam ik in het Arca Theater in Gent terecht voor de voorstelling ‘Parade’ van Het Gevolg. Dat is een theatergezelschap en tegelijk een sociaal-artistiek project van acteur, regisseur en directeur Stefan Perceval. Hij werkt er al jaren met mensen met een kwetsbare achtergrond. Hij geeft hen vooral de waardigheid die velen onder ons hen ontzeggen. Een man die met recht en reden mag pretenderen dat hij een verschil maakt. Voor het stuk begon, stapte hij even naar voor om een en ander toe te lichten. Hij vroeg respect voor de mensen die we te zien zouden krijgen. Ze zouden hun vaak confronterende verhalen brengen, zei hij. Hij vertelde dat veelgelauwerd auteur Peter Verhelst de spelers had geïnterviewd en hun woorden had opgetekend. “En na elk van die verhalen had hij weer een boek, zo liet hij me weten.” Op de affiche van het stuk prijkt een dreigende Stefaan Degand. Maar het duurt lang voor de vleesgeworden brulboei zijn stem laat horen. Het zijn de Hartenspelers die spreken. Zo noemt Perceval de mensen die hij als kwetsbaar omschrijft. Al voegt hij er tegelijk aan toe dat we allemaal kwetsbaar zijn. Helaas beseffen we dat vaak maar wanneer we echte tegenslagen kennen.

Het was goed om andere stemmen te horen, andere gezichten te zien. Ik ben eigenlijk geen theaterganger. Ik ben een filmfreak en een krantenverslinder. Tijdschriften ook. Boeken. Alles van papier. Zelfs een hoedje van een papier zou ik lezen. Goed wetende dat er bomen voor mijn leesgedrag moeten sneuvelen, zou ik beter moeten weten. Maar niemand is perfect, ‘Nobody’s perfect,’ zoals Osgood zegt tegen Jerry, het personage van Jack Lemmon in ‘Some Like it Hot’. Ik hou vast aan papier. En ter compensatie ga ik nu en dan een boom knuffelen. De mensen die in een sfeerrijke en intrigerende variante op de processie van Echternach voorbijschoven in ‘Parade’ leken schimmen van de mensen die ze ooit geweest waren. Geesten die bleven rondwaren terwijl ze op de hielen werden gezeten door de sinistere présence van Degand. Stond hij voor het kwaad, het noodlot? Hij maakte indruk, maar hetzelfde kan van de hartenspelers worden gezegd. En van de muziek. En de regie. Het was het geheel dat van deze ‘Parade’ een onverwacht geschenk maakte.

Soms vergeet je dat mensen die niet zien wel een stem hebben

Deze week vroeg mijn dochter me om op ‘Stain’ van Arend Delabie te stemmen voor De Nieuwe Lichting. En op ‘Stop met Wenen’ van Kaat Van Stralen. Het zijn liedjes die ze graag hoort en die voor een ander geluid zorgen. “En Arend heb ik ook graag,” zei ze. “En Hanne die bij hem zingt ook. En die Kaat vind ik leuk. En haar liedje ook.” Ik luisterde naar de nummers en kon me er wel in vinden. Maar op de site moest ik nog een derde vinden, want wie stemde moest zijn drie voorkeuren geven. Mijn dochter ging voor ANDRO!DZ, ik voor Uwase, wiens nummer ‘Pedestal’ ik zonder het pluggen van mijn dochter misschien zelfs mijn nummer één had gemaakt. Mijn vrouw volgde ook het advies van de dochter voor één en twee, maar ging voor Salvia als derde. Het talent van De Nieuwe Lichting was voor mij beter dan al wat we in ‘Eurosong 2025’ zagen passeren. Maar het is dan ook lang geleden dat er nog een echt mooi lied het Eurosongfestival won, dus misschien daarom ook dat men ook niet langer probeert om een mooi liedje te selecteren, maar eerder een kermisattractie. Vandaar Red Sebastian.

Op het online-stemformulier van de VRT waarin ik kon meestemmen voor De Nieuwe Lichting vulde ik in dat ik voor Arend koos omdat hij een eigen sound had, een eigen stemgeluid ook. Maar toen ik donderdag met mijn dochter naar zijn optreden in Den Trap ging kijken, sprak hij met een zware mannenstem. Tot hij begon te zingen. Best een goedogende jongeman, maar hij zette een stem op die niet bij zijn lijf leek te passen. Zijn stemgeluid dat ik nog zo geroemd had, leek plots op een tekenfilmstemmetje. Het klopte niet. Of lag het aan mijn hoofd dat niet mee wou? Ik deed mijn ogen dicht en het probleem was opgelost, ik hoorde hem wel weer graag. Ik ben dus naar een concert gaan kijken dat ik goed vond met mijn ogen dicht. Of als ik naar zijn bassiste keek en hem negeerde. Een mooi meisje met een grote gitaar. Ze zong ook, maar haar stem verdween in de mix iets te veel naar de achtergrond. De hoofdvogel liet dat kleinere vogeltje niet fluiten.

Die nacht droomde ik hoe Arend en Hanne een bisnummer gaven van hun ‘Stain’. Ik verloor mijn evenwicht en zag hoe Annelies Van Herck in het journaal een nieuwsbericht bracht over een man die viel tijdens een concert. Met een zonnebril op kwam ik in beeld en zei “Ik was aan het luisteren met mijn ogen dicht. Voortaan ga ik alleen nog naar een zittend concert van die Arend Delabie.” Annelies komt weer in beeld en trekt een gezicht als om te zeggen dat er kosten zijn aan de man uit de reportage. Arend Delabie scoorde het best bij de jury van De Nieuwe Lichting. Maar toen de publieksstemmen geteld waren, bleek dat er drie winnaars waren, en voor het eerst in de geschiedenis van De Nieuwe Lichting waren het alle drie vrouwen: Naast Kaat Van Stralen en Uwase is ook Alice Mae een winnares.

Misschien zal Arend beter scoren bij blinden, maak ik me de volgende dag de bedenking en net op dat moment zie ik iemand met een witte stok die in een plas dreigt te stappen. “Pas op mijnheer, daar is een plas,” roep ik hem toe. Hij bedankt me. Terwijl ik bedenk dat hij wellicht vaak natte voeten heeft, blijf ik even naast hem lopen. Je krijgt niet elke dag de kans om naast een blinde te lopen. Soms vergeet je dat mensen die niet zien wel een stem hebben. Hij rookt. Om de ene of andere reden vind ik dat raar, een blinde die rookt. Verbrand je dan nooit je vingers? Ik slik net nog op tijd die vraag in. Hij vertelt me dat hij elke dag naar Brussel pendelt waar hij werkt. Even denk ik eraan om te vragen of hij soms naar Arend Delabie luistert. Ik wil hem vertellen dat hij praat met de stem van een arend, maar zingt als een mus. De mus was trouwens ook dit jaar de populairste vogel tijdens het recente vogeltelweekend. Al zijn er veel minder mussen dan vroeger. Blijkt dat mijn geheugen nog een andere mus heeft opgeslagen: Conny Mus. Dat is een mens, geen zij, maar een hij. Herinner je hem niet meer? Hij was een Nederlander en onder meer jaren buitenlands tv-correspondent in Israël. Ik tik zijn naam in en zie dat hij nauwelijks 60 was toen hij in 2010 op vakantie in Nederland aan een hartstilstand overleed. Conny is dus inmiddels al jaren een dode Mus.

De hele tijd vallen zijn voorproevers dood. Tot Poetin graatmager, het niet meer kan uithouden en dan maar zelf een hapje neemt.

Nee, dat is niet grappig. En het is ook geen poëzie. Het was trouwens de voorbije week niet alleen de week van de Belgische muziek, het was ook de week van de poëzie, al ontging die mij grotendeels, want eerlijk, ik word niet week van de poëzie. Soms is er wel eens een gedicht dat ik kan appreciëren, maar zelden blijft het me bij. Er is er maar eentje waar ik altijd aan denk als men naar mijn favoriete gedicht vraagt: ‘Jonge Sla’ van Rutger Kopland. Inmiddels 55 jaar oud. Niet Rutger, het gedicht. Rutger stierf op 11 juli in 12.

hier is zijn ‘Jonge Sla’

Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.

Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.

Het was al één van mijn favoriete gedichten, lang voor ik besefte dat het misschien over veel meer ging dan over jonge sla. Misschien gaat het over kwetsbaarheid van jonge blaadjes. Maar misschien ook niet. Ik heb de indruk dat gedichten vaak over iets anders gaan dan wat ze lijken te zeggen. Dat het verhalen zijn waarin woorden iets anders betekenen dan wat er in een woordenboek beschreven staat. Of misschien moet je gewoon alle zinnen of zinsdelen onder elkaar schrijven. Als woorden niet echt dicht staan, heb je een gedicht. Ik zou de zinnen hieronder misschien ook als een gedicht kunnen omschrijven. Ik heb ze nog even gelezen en ik zet er nu meteen een titel boven: : ‘Stop Contact’

Thuis was het niet de week van de poëzie

wel die van de centen en percenten

Mijn dochter moet een financieel plan hebben

Ze gaat een café beginnen

Zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten

Maar mijn vrouw gaat zo op in de cijfertjes

dat we de hele week niet praatten

Alle contact is gestopt

En ik dacht aan het stopcontact.

Wie heeft dat woord bedacht?

Het heeft iets poëtisch

Poëzie is voor mij woordenkramerij

Een woordenkramer hoort op de markt

Nu stopcontacten aan voordelige prijzen

Zinnen vol onzin. Ik weet het. Mijn notities op mijn gsm staan er vol van. Misschien zijn het ook gedichten, zonder dat ik het besef. De meeste tik ik in terwijl ik ’s nachts wakker lig in bed. Vannacht kon ik weer niet slapen. Om later niet te vergeten waar ik die nacht aan dacht, tikte ik naar slechte gewoonte mijn gedachten in, want ik lag daar toch maar wat lag te liggen. Waardoor ik nog minder kon slapen. Vanmorgen las ik dat ik dacht aan Vladimir Poetin. Die heeft voorproevers die zijn gerechten proeven voor hij eet. Ik zag een scène waarin Poetin samen met een voorproever aan tafel zit. De man neemt een hap en valt dood onder de ogen van Poetin. De dode voorproever wordt weggesleept en er komt een andere voorproever. Weer dood. En nog één. En een volgende. En Poetin maar wachten tot hij kan beginnen met eten. Maar de hele tijd vallen zijn voorproevers dood. Tot Poetin graatmager, het niet meer kan uithouden en zelf een hapje neemt. Maar er gebeurt niets. Hij blijkt immuun voor gif. Wellicht vielen zijn voorproevers gewoon dood van zijn adem.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier