Viceminister-president Hilde Crevits (CD&V): “Er loopt iets grondig fout in de integratie”

Nu de Kerstvakantie erop zit, kan het nieuwe jaar écht van start gaan. Ook voor Vlaams viceminister-president en Onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V). Gevraagd naar haar voornaamste uitdaging voor 2017, antwoordt zij, ietwat verrassend, integratie en inclusie. De 49-jarige West-Vlaamse wil een stevig statement maken.

Hilde Crevits: “Ik begrijp niet hoe je een zaak van één Syrisch gezin zo in de markt durft zetten. Ik zou dat nooit doen.” (foto belga)
Hilde Crevits: “Ik begrijp niet hoe je een zaak van één Syrisch gezin zo in de markt durft zetten. Ik zou dat nooit doen.” (foto belga)

“Ik zou ook belangrijke dossiers zoals de modernisering van het secundair onderwijs of het loopbaanpact voor leerkrachten kunnen noemen, maar ik wil iets anders aanhalen, iets waar ik zelf mee gewrongen zit.” De toon van het gesprek is meteen gezet. Hilde Crevits wil uit het hart spreken. Want ze maakt zich zorgen. Over de integratie van allochtone kinderen in ons onderwijs bijvoorbeeld. “Ik was gechoqueerd toen ik de resultaten van PISA zag (een studie naar het onderwijsniveau bij 15-jarigen, red). In Vlaanderen scoort de tweede generatie van allochtone kinderen niet beter dan de eerste generatie. Dat betekent dat er iets grondig fout loopt in de integratie. (feller) Ik wil dat eens expliciet benoemen. Ik kan ook kijken naar andere resultaten en zeggen: ‘Hè, wij scoren toch goed op wiskunde en wetenschappen’. Maar ik wil mijn ogen niet sluiten. Dit is een grote uitdaging, zeker nu we na de vluchtelingencrisis veel nieuwkomers moeten integreren.”

Hebt u een verklaring?

Neen. Dat is het spijtige. Ik heb verder onderzoek gevraagd. (zwijgt even) Sommigen nemen het mij kwalijk dat ik zo de focus leg op taal. Maar ik ben ervan overtuigd dat dat een belangrijke reden is voor die achterstand. Dan mag dat ook gezegd worden.

Naar wie kijkt u voor een oplossing?

Dit is een zaak van de hele samenleving. Als die kinderen niet beter scoren dan hun ouders, dan zit er iets niet goed aan het thuisfront. In Gent zijn er scholen die van ouders verwachten dat ze maandelijks langskomen voor een gesprek. Ik vind dat positief, een school mag meer betrokkenheid vragen van ouders. Maar ook wij moeten zoeken hoe integratie beter kan. We hebben al maatregelen genomen. Deze regering heeft beslist om elke school bijna duizend euro ondersteuning te geven per anderstalig kind. Ik wil ook harder inzetten op kleuterparticipatie. Vijfjarigen moeten vanaf volgend schooljaar 250 halve dagen aanwezig zijn, in plaats van 220 nu. En met de hervormde kinderbijslag vanaf 2018 voeren we een bonus in voor kleuters die op tijd starten en een bepaald aantal dagen naar school gaan. Ook in de modernisering van het secundair zitten verschillende maatregelen vervat.

U maakt zich ook zorgen over de inclusie. Zijn de problemen niet opgelost met het M-decreet waardoor elk kind, ook met een beperking, zich kan inschrijven in gewoon onderwijs?

Ik ben bezorgd, ja. De ondersteuning aan leerkrachten moet grondig herbekeken worden. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld een op vier leerlingen een zorgnood heeft. Dat maakt het zwaar voor leerkrachten. Er zijn middelen beschikbaar voor begeleiding, maar die komen niet allemaal in de klas terecht. Begeleiders spenderen dertien procent van hun tijd in de wagen en twintig procent aan administratie. Dat is veel te veel. Ondersteuning moet in de klas voelbaar zijn zodat het draaglijker wordt voor leerkrachten.

Is het decreet te snel gekomen?

Dat zeg ik niet. Het is goed dat die stap gezet is. En het is ook goed dat dat geleidelijk verloopt. Maar voor mij moet inclusie wel een recht blijven, en geen verplichting. Ouders moeten de keuze behouden tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Wat niet wegneemt dat die twee wel meer zouden moeten samenwerken.

Het jaar is triest begonnen met de aanslag in Istanboel en het gejuich op sociale media om de dood van een Turkse Belg.

Verschrikkelijk vind ik dat. (even stil) Het vorige jaar bevatte veel zwarte zwanen: de aanslagen, de Brexit, Trump, de open riool die sociale media geworden is. De samenleving is hard geworden, veel harder dan tien jaar geleden. Tegenover buitenlanders, tegenover politici, tegenover de buurman die iets meer verdient, noem maar op.

Er loopt iets grondig fout in de integratie. Ik wil dat eens expliciet benoemen.

Uw partijgenoten Steven Vanackere en Sabine de Bethune hadden gelijk toen ze onlangs opriepen tot meer solidariteit en mededogen?

(knikt) Ik mis ook mededogen in onze samenleving, ja. Er is mededogen, maar het zit vaak goed verstopt. Onlangs kwam ik in een ziekenhuis oude bekenden tegen. “Het is hier koud binnen”, zeiden ze me. “Besparingen, zeker? Allemaal de schuld van de vreemdelingen.” (even stil) Beangstigend vond ik dat.

Gaat u daar dan tegen in?

Je moet. Ik heb gezegd: “Ga naar eender welk buurland, en de zorg zal nooit zo goed en zo goedkoop zijn als in Vlaanderen.” En toen vonden ze het oké. Menselijk contact helpt echt. Als er op het kabinet een scheldmail binnenkomt, gebeurt het dat een medewerker de afzender opbelt. Wat blijkt dan vaak? Dat die mens een diepe frustratie of zorg heeft, en dat uitwerkt op iemand anders. Vaak is harde taal een kreet om gehoord te worden.

Het pleidooi van uw partijgenoten was aan N-VA gericht, na de visumrel met het Syrische gezin.

Ik vond de communicatie van N-VA in die zaak zeer scherp. Een zaadje van angst is snel geplant. Als je laat uitschijnen dat één visum ervoor zal zorgen dat miljoenen mensen naar Vlaanderen zullen komen, dan zaai je angst. Ik begrijp niet hoe je een zaak van één gezin zo in de markt durft zetten. Ik zou dat nooit doen.

Was Angela Merkel niet voortvarend toen ze ‘wir schaffen das’ zei?

Neen. Ik sta achter die uitspraak. Wij hebben de maatschappelijke plicht om mensen die vluchten voor oorlog nieuwe kansen te geven. Maar je moet niet naïef zijn. Ik ben ook fel voorstander van rechten en plichten. Wie het te bont maakt, moet hard aangepakt worden.

Eén op vier leerlingen heeft een zorgnood. Dat maakt het zwaar voor leerkrachten.

Iets anders. Hoe gaat het met u?

Goed. Ik heb genoten van de vakantie. En zoals je ziet: ik drink Women’s Balance-thee, en dat is … niet slecht. (lacht) Ik moet minder koffie drinken. Niet goed voor mijn bloeddruk.

Ik vraag het inderdaad ook omdat u vlak voor de vakantie onwel werd in het parlement. Is dat het gevolg van een hectische levensstijl?

Ik durf daar niet ja of neen op antwoorden. Als kind viel ik ook al eens flauw. In de gemeenteraad heb ik het ook al meegemaakt. Ik heb een lage bloeddruk, en zal dat mijn hele leven meedragen.

Topcoach Paul Van den Bosch zei me over u: een minister kan niet gezond leven. Heeft hij gelijk?

Ik denk dat wel. Deze job maakt een evenwichtige balans tussen werk en vrije tijd onmogelijk. Ik ben daar niet trots op. Dat meen ik. Ik orakel bewust nooit luidop hoe weinig ik slaap of hoeveel ik werk. Het probleem is dat dit leven nooit stopt. Ook op vakantie word je geconfronteerd met berichtgeving waarop je moet reageren of er ontstaat een foute perceptie. Stuur me op vakantie zonder telefoon, en ik word ziek van de stress.

“Een student is geen nummer”

Blijft Van den Bosch op uw kabinet werken nu het actieplan voor meer bewegen op school klaar is?

Ik heb het hem gevraagd, en hij heeft toegezegd. Het plan moet nog uitgerold worden, hè. Op 1 september gaat het van start. Maar het leeft nu al. Ik krijg zoveel positieve reacties van scholen en ouders. Elke lagere schoolklas zou twintig minuten per dag moeten bewegen, los van de LO-les. Dat kan zeer laagdrempelig. De tafels van vermenigvuldiging opzeggen al springend. Of de zangles combineren met dans.

U verplicht dat niet. Vreest u niet dat scholen gewoon verder doen zoals ze bezig zijn?

Ik wou een wervend project, geen nieuwe administratieve last. Ik geloof in sociale druk. Op een online platform kunnen klassen aanduiden hoever ze staan. Ouders zouden daar wel eens rekening mee kunnen houden in hun schoolkeuze.

Enkele proffen van de KU Leuven pleiten ervoor de naam bovenaan een examen te vervangen door een nummer om discriminatie tegen te gaan. Een goed idee?

Neen. Een student is geen nummer. Ik zou zelfs meer stress hebben mocht ik mijn naam niet meer mogen invullen. Maar wat ik persoonlijk erger vond, was dat idee om om de zes weken examens te hebben (waar Gent en Leuven over nadenken, red). (fel) Is de universiteit niet de vrijplaats van het denken? Als je permanent geëvalueerd wordt, heb je geen tijd meer om te denken. (helemaal op dreef) Neen. Neen. Neen. Ik ga dat verbieden. (lacht luid)

Nu we op dreef zijn: de Universiteit Gent wil proffen niet langer alleen laten met studentes in één ruimte.

(zucht) Dat is de veruitwendiging van het complete wantrouwen. Goed bedoeld, maar overdreven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier