Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens over haar strijd tegen armoede en wachtlijsten: “Een warme thuis is het allerbelangrijkste”

BRUSSEL – “Het is niet omdat iets heel ergs je overkomt, dat alles verloren is. Met de juiste steun en mensen rond je komt het goed.” Dat is de positieve boodschap die Caroline Vrijens wil uitdragen. De Kinderrechtencommissaris spreekt uit ervaring, want ze verloor al erg jong haar mama. “Bezorgdheid over kinderen zat altijd al in mij”, vertelt ze. Die bezorgdheid uit ze ook als het over onze kinderopvang gaat. “We moeten ons toch de vraag stellen of het verantwoord is dat een zelfstandige onthaalouder helemaal alleen moet instaan voor acht kleine kinderen.”

Onze plaats van afspraak is het Warandepark in hartje Brussel. Het park wordt omringd door belangrijke gebouwen als het koninklijk paleis, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het ministerie van Binnenlandse Zaken. “Ons kantoor ligt hier vlakbij, maar ik kom veel te weinig in dit mooie park”, zegt Caroline Vrijens. Dat kantoor is het Kinderrechtencommissariaat dat jaarlijks gemiddeld zo’n 1.200 meldingen krijgt. “Veel meldingen gaan over onderwijs: iemand vindt geen gepaste school of een kind met een beperking krijgt onvoldoende ondersteuning”, legt de Kinderrechtencommissaris uit. “Er zijn ook veel signalen rond jeugdhulp en gezondheidszorg zoals jongeren die niet meer thuis verblijven of professionals die ongerust zijn over een gezin. Een derde thema waar we veel meldingen over krijgen is rechten binnen het gezin, zoals bij conflictueuze echtscheidingen. We zoeken bij de meldingen en klachten altijd naar een concrete oplossing voor de jongere in kwestie, maar we zijn geen hulpverleners die begeleiding geven bij de mensen thuis. In deze meldingen zitten vaak ook structurele problemen, zoals een armoedeproblematiek of de wachtlijsten in de jeugdhulp. Het is onze taak om die te signaleren aan het beleid en adviezen te formuleren aan ministers, het parlement en de agentschappen van de Vlaamse Overheid.”

Maakt het indruk bij een school of organisatie als ze plots door jullie gecontacteerd worden?

“Ik denk dat wel. We horen toch geregeld dat het impact heeft als het Kinderrechtencommissariaat vragen heeft bij de werkwijze van een school of dienst.”

Betekent het dat jullie veel van die 1.200 klachten kunnen oplossen?

“Sommige klachten zijn eenvoudig af te handelen door telefonisch advies te geven of iemand informatie te bezorgen die hem verder op weg helpt. Andere zaken duren maanden, bijvoorbeeld wanneer we mee aan tafel zitten in een bemiddeling met een school of een voorziening.”

Komt het recht op onderwijs in het gedrang nu we onvoldoende leerkrachten vinden?

“Ik denk dat wel. Je voelt daarover ook veel ongerustheid bij ouders. Het gaat vaak over jongeren in de grote steden die maandenlang een bepaald vak niet krijgen. Mijn dochter van 17 had vorig schooljaar een half jaar geen Frans. Dat is niet normaal. Er is geen belangrijkere job dan kinderen begeleiden in het ontdekken van de wereld. Leerkrachten doen ook erg hun best om onderwijs op maat aan te bieden. We moeten elk kind kunnen blijven triggeren . Kwaliteit van onderwijs is niet alleen kijken hoe hoog de lat moet liggen, maar de lat op de juiste hoogte leggen voor elk kind zodat het zoveel mogelijk kan groeien. Je voelt dat personeelstekort trouwens ook in de jeugdhulpverlening. Er zijn diensten die moeten sluiten omdat ze geen personeel hebben.”

En dat terwijl de wachtlijsten in de jeugdhulp al erg lang zijn.

“Dat jongeren maandenlang moeten wachten op een psycholoog of om geholpen te worden omdat het thuis niet meer gaat, vinden wij een grote onrechtvaardigheid. Die wachtlijsten klagen we vanuit het Kinderrechtencommissariaat al jaren aan. Het is, naast een tekort aan middelen, dus meer en meer ook een probleem van een tekort aan mensen. Dat is een uitdaging die je niet zomaar oplost. Er zijn heel wat kinderen die wachten op zware vormen van hulp, maar voor wie nu geen oplossing is. We hebben de verantwoordelijkheid om hen te helpen.”

Houdt het beleid voldoende rekening met de adviezen van het Kinderrechtencommissariaat?

“Het gaat met wisselend succes. Soms kunnen we mee impact realiseren en evolueren adviezen naar wetgevend werk. Zo is in het burgerlijk wetboek nu een artikel opgenomen rond het samenhouden van broers en zussen bij een uithuisplaatsing. Er ligt momenteel ook een wetsartikel op tafel rond een verbod op geweld binnen de opvoeding. Ons land is een van de laatste in Europa om zo’n wet aan te nemen. Justitie maakt momenteel de denkoefening hoe men toegankelijker en laagdrempeliger kan zijn naar minderjarigen. We hebben daar als Kinderrechtencommissariaat met ons dossier rond spreekrecht van kinderen in de rechtbank iets wakker gemaakt. We pleiten sinds 2012 ook voor een kindtoets bij het politiewerk om de relatie tussen kinderen of jongeren en de politie te verbeteren. Verschillende bevoegde ministers zijn daar nu werk van aan het maken.”

Kwaliteitsvolle kinderopvang heeft meer dan één paar sterke schouders nodig”

In Vlaanderen moet elk voorstel tot nieuwe regelgeving een rapport bevatten dat de effecten ervan op kinderen nagaat. Werkt dat goed?

“We kunnen hier nog stappen vooruit zetten. Bij nieuwe regelgeving die impact heeft op kinderen en jongeren zou men nog meer met hen in dialoog moeten gaan en hen effectief moeten meenemen in het proces. De Vlaamse Jeugdraad doet ook heel waardevol werk en geeft advies.”

Eén op de zeven kinderen in ons land leeft in armoede. Moet daar niet de focus van het beleid liggen?

“Absoluut. Armoede heeft impact op heel wat andere rechten zoals gezondheid, onderwijs of vrijetijd. In de moeilijkere dossiers merken we dat er vaak een armoedeproblematiek is. Dit probleem moeten we op verschillende niveaus proberen te tackelen. Mensen moeten voldoende financiële middelen hebben om rond te komen en goed voor hun kinderen te kunnen zorgen in een huis waar het gezond wonen is. In het laatste regeerakkoord is een stuk van de verantwoordelijkheid rond armoede naar de lokale besturen gegaan. Er zijn gemeenten die schitterend werk leveren op vlak van armoedebeleid, maar sommige kleinere gemeenten hebben er minder mensen en middelen voor. Is het te verantwoorden dat de hulp die je krijgt afhangt van de gemeente waar je woont? Misschien moeten gemeenten zich meer verenigen rond dit thema.”

De onderzoekscommissie naar de wantoestanden in de kinderopvang zegt dat Kind & Gezin faalde in het detecteren en opvolgen van problemen. Maakt u dat kwaad?

“Ik vind het heel erg dat die dingen gebeurd zijn. Wij waren al een tijd bezorgd en hadden al een aantal signalen aan het kabinet Welzijn en aan Kind & Gezin gegeven nadat wij daar meldingen over hadden gekregen. De onderzoekscommissie heeft goed werk geleverd. Er zijn nu 75 aanbevelingen geformuleerd om de situatie in de toekomst te verbeteren. Wij houden mee de vinger aan de pols.”

Is met die meldingen van het Kinderrechtencommissariaat naar het kabinet Welzijn dan te weinig gedaan?

“Ik weet niet of men van in het begin de urgentie van het probleem heeft gezien. Wij zagen die wel. Na de eerste artikelenreeks in Het Laatste Nieuws eind 2020 waren wij enorm verontrust. En wij niet alleen, want in het parlement werden ook kritische vragen gesteld. We hebben geregeld overlegd met het kabinet en hoorden daar altijd de boodschap dat er werk van gemaakt werd. Je kunt je de vraag stellen of dat snel genoeg gebeurd is, maar je verandert een systeem ook niet van vandaag op morgen.”

In een land als het onze verwacht je als ouder dat je kind veilig is in de kinderopvang.

“Dat is een terechte verwachting. Als dat niet het geval blijkt te zijn omdat er gaten zitten in het systeem, is het belangrijk om dat zo snel mogelijk aan te pakken.”

De onderzoekscommissie wil dat het aantal kinderen per begeleider omlaag gaat. Een goed idee?

“Ik ben er echt van overtuigd dat dat moet. Acht of negen kinderen per begeleider is te hoog, ook in vergelijking met andere Europese landen. Projecteer het eens op jezelf. Zou jij dag in dag uit voor zoveel kleine kinderen kunnen zorgen? En niet alleen op vlak van eten, slapen en verzorging, maar ook om tijd te maken voor echt contact, spelen en andere zaken die heel belangrijk zijn voor de ontwikkeling van die kinderen? We moeten ons toch de vraag stellen of het verantwoord is dat een zelfstandige onthaalouder daar helemaal alleen voor staat.”

Pleit u dan voor een samengaan van zelfstandige opvanginitiatieven?

“Volgens mij moeten we meer in die richting denken. Kwaliteitsvolle kinderopvang heeft meer dan één paar sterke schouders nodig. Eén iemand voor al die kinderen op één plek? Dat is moeilijk, tenzij er veel ondersteuning is. Zelfstandige opvangouders zijn ook maar mensen. Zij hebben ook dagen dat ze zich slecht voelen of dat er thuis een probleem is. Op zo’n moment kan de kwaliteit van de opvang naar beneden gaan en dat kan risico’s uitlokken. We moeten dus nadenken over samenwerkingen of intensievere ondersteuning.”

Dat jongeren maandenlang moeten wachten op een psycholoog, is een grote onrechtvaardigheid”

Hoe kan de kwaliteit nog naar omhoog?

“Ik vind dat we ook moeten screenen of iemand wel de basiscompetenties heeft om die intensieve job te gaan doen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan geduld hebben of kunnen omgaan met kinderen die uitdagend gedrag stellen of met ouders die niet gemakkelijk in de omgang zijn. Sommige mensen hebben die basiscompetenties van nature, andere kunnen daarbij coaching gebruiken. En er zullen ook mensen zijn die daar gewoon niet voor in de wieg gelegd zijn. Dan moet je durven zeggen dat ze een andere job moeten zoeken, in het belang van het kind.”

Er is in ons land nog altijd een wet die de anonimiteit van spermadonoren garandeert naar wensouders en kinderen toe. Minister De Sutter zei recent dat dit niet langer houdbaar is. Hoe kijkt u daarnaar?

“Wij pleiten er al heel lang voor om die anonimiteit af te schaffen. Een kind heeft het recht om zijn afkomst te kennen. Als je vertrekt vanuit het recht op anonimiteit als donor, hou je veel te weinig rekening met het belang van het kind, terwijl dat altijd de eerste overweging moet zijn. Die anonimiteit heeft een grote impact op de ontwikkeling van kinderen en jongeren.”

Zal men nog voldoende donoren vinden als die anonimiteit wegvalt?

“Als dat als effect zou hebben dat er minder donoren zijn, dan staat het belang van het kind daar nog altijd boven. Een kind moet kunnen leven zonder de druk van het niet weten wie zijn ouder is.”

Uw moeder overleed toen u 13 was, dat moet een ongelooflijke impact gehad hebben.

“Als je mama overlijdt als je nog kind bent, zakt alle grond onder je voeten weg. Ik vind het vandaag belangrijk om daar open over te spreken. Op die manier wil ik de boodschap geven dat het met voldoende ondersteuning en met een goed netwerk van mensen rond je toch goed kan komen. Het is niet omdat iets heel ergs je overkomt, dat alles verloren is. Mijn vader is later hertrouwd en ik had samen met mijn broer en zus een heel fijne jeugd, net dankzij de steun die we ervaren hebben. Ik hoor geregeld getuigenissen van mensen die in een moeilijke situatie zaten en vertellen dat ze daar door één specifiek iemand of steun uit een bepaalde hoek toch uitgeraakt zijn. Dat kan iemand in je familie zijn of een hulpverlener. Dat is voor mij een belangrijke boodschap: samen kan er heel veel.”

Heeft het vroegtijdige overlijden van uw moeder uw professionele pad voor een stuk bepaald?

“Misschien wel. Bezorgdheid over kinderen zat altijd al in mij. Voelt iedereen zich wel goed? Is dat misschien een kind waar er problemen zijn? Ik wilde altijd al voor een niet-gouvernementele organisatie werken, wat ik uiteindelijk ook heb gedaan bij SOS Kinderdorpen.”

U heeft thuis drie tieners, hameren ze bij u soms op hun kinderrechten?

“Ja hoor, geregeld zelfs. Zij weten heel goed welke job hun mama heeft.” (lacht)

Welke mama wil u zijn voor uw kinderen?

“Een mama die wat kan loslaten. Ik zit nu heel erg in die fase. Mijn dochter gaat volgend academiejaar op kot. Je kinderen loslaten is een gradueel proces. Ik zou dat tien jaar geleden niet gekund hebben, dus je leert dat wel. Het allerbelangrijkste is dat ze bij ons een warme thuis vinden waar ze altijd weer terecht kunnen.”

Welke elementen vindt u belangrijk in de opvoeding?

“Respect voor anderen en respect voor de diversiteit van mensen. Probeer om zonder vooroordelen naar iemand te kijken. Dat probeer ik ze echt bij te brengen en het is ook voor mezelf een opdracht. Ik denk oprecht dat je dat kunt trainen. En probeer iets te betekenen voor andere mensen.”

Neemt u uw werk soms mee naar huis?

“De onveilige thuissituaties waarin sommige kinderen leven, neem ik echt mee naar huis. Een thuis moet voor elk kind fundamenteel veilig zijn. Dat dit voor sommige kinderen niet het geval is en zij dus geen warme thuis ervaren, is de grootste onrechtvaardigheid die er bestaat. Dat richt zoveel schade aan bij die kinderen, schade die daarna moet hersteld worden.”

 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier