Granada: de ideale citytripbestemming, ook in de winter: Veel meer dan het Alhambra

Diep in het zuiden van Spanje, gesandwicht tussen het Andalusische binnenland en de Costa Tropical, baadt Granada in de heilzame stralen van een winterzonnetje. Terwijl het kwik in eigen land naar beneden tuimelt, hangt in de oude Moorse stad de belofte van lente al in de lucht.

Iets meer dan twee uur, langer heb je niet nodig om een dik pak grijze wolken in te ruilen voor een stralend zonnetje. Want zo lang duurt mijn vlucht naar Málaga, parel aan de Costa del Sol, een kuststrook die het aan haar naam verplicht is met de zon onder één hoedje te spelen. Maar Málaga is niet mijn eindpunt. Ik heb Granada uitgekozen als winterzonbestemming, de stad die ik twintig minuten voor de landing nog zo prachtig zag blinken aan de voet van de rijkelijk besneeuwde Sierra Nevada. De stad die ik ooit als Erasmusstudent leerde beminnen en die ik sindsdien – het moet 2004 geweest zijn – nooit meer opzocht. Hier, in deze onmiskenbare beauty van een stad, ligt een deeltje van mijn geschiedenis. Hier ontstond mijn voorliefde voor reizen en werd dus de kiem gelegd voor mijn toekomstige carrière. Of ze mij nog zal herkennen, Granada? Wellicht niet. Ik was destijds een van de vele duizenden buitenlandse studenten in deze populaire universiteitsstad. Of onze oude liefde opnieuw zal opflakkeren? Ik hoop het van ganser harte…

Hier in Granada ontstond mijn liefde voor het reizen.”

Het is een alleraardigste rit, die van de luchthaven van Málaga naar het stadscentrum van Granada. Van de ene Andalusische provinciehoofdstad naar de andere, over glooiende heuvels en door dorre woestijnlandschappen. Vanuit het vliegtuig viel me al op hoe dicht de bergen hier tegen de kust aan schurken. In vogelvlucht kan het niet meer dan 40 kilometer zijn van de top van de Sierra Nevada naar de Middellandse Zee. En dus kun je op een mooie dag in de provincie Granada zowel skiën als zonnekloppen op het strand. Een verschroeiende keuze tussen het snowboard en de surfplank. Een graad of 20 aan zee, min 20 op de Mulhacén, het hoogste punt van het Iberische schiereiland. Maar ik ben hier niet om te skiën, noch om te surfen. Ik wil opnieuw oog in oog staan met het fabelachtige Alhambra, ik wil door de oude Moorse wijk Albaicín struinen en verdwalen in haar steegjes.

Kroonjuweel

Mijn eerste activiteit in Granada is meteen het pronkstuk, het kroonjuweel van de stad: het Alhambra. Het digitale entreeticket brandt al wekenlang een gat in mijn smartphone. Want zomaar in de rij gaan staan en hopen dat er nog tickets te koop zijn, heeft in het geval van het Alhambra weinig zin. Met 2,7 miljoen bezoekers per jaar is dit middeleeuwse fort van de voormalige Moorse heersers het meest bezochte monument in heel Spanje. En dus boek je zelfs in de winter je entreekaartje best een paar weken op voorhand. Mijn sympathieke gids legt me de geschiedenis van het fabuleuze fort uit, leidt mij door de tuinen van Generalife en laat mij in de Nasrid-paleizen genieten van de Patio de los Leones. Dat is de Binnenplaats van de Leeuwen, de beroemdste ruimte in het Alhambra. Het is zo’n beetje de Mona Lisa van Granada, recent gerenoveerd, enorm gedetailleerd en oogverblindend mooi. Ik wandel langs de zuilen, laat mijn handen stiekem over het koude marmer glijden en staar in ongeloof naar de twaalf leeuwen in het midden. Ik was hier natuurlijk al een keertje eerder, maar word nu opnieuw op kippenvel getrakteerd.

Een minder bekende parel, vlakbij het Alhambra: Carmen de los Mártires. (foto SBedaux)
Een minder bekende parel, vlakbij het Alhambra: Carmen de los Mártires. (foto SBedaux)

Voor heel wat toeristen is het Alhambra veruit de belangrijkste reden om voor Granada te kiezen, maar wat mij betreft lang niet de enige. Tegenover het fort, op een andere heuvel van Granada, ligt het Albaicín. Met zijn witgekalkte huisjes, smalle steegjes, pittoreske pleintjes en vele kerkjes is dit oude Moorse labyrint een absolute must voor elke toerist. Achter hoge gevels liggen prachtige tuinen en patio’s verscholen, waar je af en toe – achter een openstaand deurtje of door een hekje – een glimp van opvangt. De Moren bewaarden hun pracht en praal namelijk van binnen. Stoefen met rijkdom was not done , en dus schuilt er achter menig blanke muur nog een fantastisch geheim. Maar het hart van het Albaicín is ongetwijfeld het Plaza de San Nicolás, een sfeervol pleintje waar toeristen en locals samentroepen om van het adembenemende uitzicht op het Alhambra en de achterliggende Sierra Nevada te proeven. Hippies verkopen hier zelfgemaakte gadgets, terwijl oude zigeuners opzwepende flamencoliederen zingen.

Ritme van de dans

Wat verderop – het vereist wat klimwerk – ligt de kerk van San Miguel Alto, die de scheiding aanduidt tussen het Albaicín en Sacromonte, de historische zigeunerwijk van de stad. Mijn voettocht verloopt via onverharde paadjes, langs grote partijen verwilderde cactussen en een handvol grotwoningen met sfeervol versierde voortuintjes. Die grotwoningen zijn heel typisch voor Granada, en dan vooral voor de wijk Sacromonte, waar zigeuners al sinds de vijftiende eeuw hun woningen uithakken in de bergflank. Zestien jaar geleden liep ik hier nietsvermoedend door dit hobbitlandschap en werd door een vriendelijke grotbewoner uitgenodigd om zijn opvallende residentie te verkennen. Het was een witgekalkt exemplaar met een Spartaanse keuken, een woonkamer en een slaapkamer. Warm in de winter, koel in de zomer. Nu zijn er zelfs grotten met zonnepanelen, stromend water en een hoge mate van comfort, die als vakantiewoningen verhuurd worden. Maar ik ben op weg naar een andere grot, de flamencogrot, waar iedere avond geanimeerde flamencovoorstellingen georganiseerd worden. En hoewel ik niets versta van de melancholische zang, word ik – net als zoveel jaar geleden – opnieuw meegesleurd in het ritme van de dans, het geklap van de handen en het getik van de hakken.

Nog zo’n absolute aanrader in Granada is Carmen de los Mártires, de tuin die vlakbij het Alhambra ligt, maar door de meeste bezoekers toch over het hoofd wordt gezien. Ooit was deze tuin mijn favoriete stukje Granada en zestien jaar later is dat eigenlijk nog steeds zo. Terwijl het Alhambra bruist van het leven, wandel ik in mijn eentje de binnenplaats van het paleis op, waar drie kleurrijke pauwen zich te goed doen aan het water. Ze verroeren geen veer wanneer ik langs hen door richting de Franse tuin, de Engelse tuin, de palmbomentuin en de landschapstuin kuier. In vergelijking met de rest van Granada is Carmen de los Mártires een vrij recente toevoeging, uit de 19de eeuw om precies te zijn, maar het is een niet te missen stadsoase, die bovendien gratis te bezoeken valt. Nog zo’n ‘gratis’ geschenk van Granada is de tapa. Granada is een van de weinige steden in Spanje waar die tapas gratis komen bij een glaasje wijn, een cerveza of een softdrink. Welke tapa je krijgt, weet je op voorhand niet, maar in iedere bar ligt de volgorde wel min of meer vast. Dat zo’n concept rendabel kan zijn, is haast niet te geloven. Maar klagen doe ik allerminst. De zestien jaar oude liefde tussen Granada en mezelf is duidelijk weer opgeflakkerd. Meer had ik niet kunnen vragen.

Praktische info:

Ernaartoe:

Straks, wanneer corona de strijdt opgeeft, vliegt TUI vanuit vier Belgische luchthavens – Brussel, Antwerpen, Oostende en Charleroi – naar Malagá.

Die vlucht neemt zo’n 2 uur en 15 minuten in beslag en kost vanaf 29,99 euro enkele reis. Boeken kan op www.tuifly.be. Met de wagen is het vanaf de luchthaven ongeveer anderhalf uur rijden naar het centrum van Granada.

Logeren:

Ik verbleef in Hesperia Hotel Granada, pal in het centrum van de stad op zo’n 200 meter van de kathedraal. Het hotel heeft een charmante Andalusische binnenplaats met een fontein en een kleurrijk glazen dak. Prijzen vanaf 57 euro per nacht.

Info: hesperia.com

Corona:

Granada bevindt zich momenteel in een rode zone. Nu naar de stad reizen, wordt ten zeerste afgeraden door de Belgische autoriteiten.

Algemene reisinfo:

granadatur.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier