De levenslessen van Eddy Merckx, de grootste aller tijden: “Ik ben niet bang om te sterven”

MEISE – Eddy Merckx is De Kannibaal. Mét hoofdletters. Hij is de grootste sportman aller tijden, van België, misschien zelfs wereldwijd. Zijn palmares is bekend: drie wereldtitels, bijna alle klassiekers, vijf keer de Tour, evenveel keer de Giro, één keer de Vuelta, noem maar op. Wij gaan op zoek naar de mens achter de legende.

Over zijn talrijke heroïsche overwinningen valt niets meer te vertellen. Hij heeft die verhalen tientallen keren gedaan, de reden waarom hij zelden nog interviews geeft. Wij willen praten over de levenslessen die hij onderweg opstak, over de mensen die hém inspireerden. Die insteek overtuigt hem om de deuren van zijn hoeve in Meise, Vlaams-Brabant, nog eens open te zetten. Het is dochter Sabrina die mij verwelkomt, en meteen ook koffie schenkt, van branderij Brésor uiteraard, van vriend des huizes Paul Van Himst. Vrouwlief Claudine krijgen we niet te zien, zij is naar de kapper. De Kannibaal himself komt moeizaam recht uit de zetel en excuseert zich, wijzend naar zijn kruk. “Al vijf weken loop ik hiermee rond. (zucht) Héél frustrerend. Ik kan niets doen, hè.”

Wat is er gebeurd?

Halfweg september ben ik geopereerd aan de heup, een gevolg van een val met de fiets vier jaar geleden. Ik bleef maar sukkelen. De operatie is goed gelukt. De chirurg zei dat de pezen nog gezond zijn. Ik hoop dat ik snel weer kan fietsen. Mijn lichaam heeft die beweging nodig. In de zetel zitten, is niets voor mij.

Wat zou jij geworden zijn zonder de koers?

Wellicht leraar Lichamelijke Opvoeding. Dat was aanvankelijk de bedoeling. Maar op mijn zestiende ben ik met school gestopt: ik wou koersen. Ik zou het wel graag gedaan hebben, denk ik. De jeugd in beweging krijgen, is een mooie missie.

Je hebt ook legerdienst gedaan. Was dat iets voor jou?

Neen. Dat was tijdsverspilling. Ik was net wereldkampioen geworden bij de liefhebbers. Ik wou doorgroeien naar de profs en dus keihard trainen. Dat kon niet in het leger.

Stel: je mag 24 uur iemand anders zijn. Wie kies je?

Die vraag heb ik nog nooit gekregen. (denkt lang na) Een gewone mens, en dus niet Eddy Merckx. Een dag, of graag langer, niet in de belangstelling staan. Ik weet ook: dat hoort erbij. Wie dit palmares verzamelt, moet leren leven met die status. Ik zou ook niet willen wisselen. Maar toch. Het is vaak zwaar. Ik ga daarom zelden nog naar wedstrijden. Om de twee minuten moet ik poseren voor een selfie. Ik kijk dan liever op televisie.

Het leven was niet altijd lief voor jou. Je ouders, kleine kruideniers in Sint-Pieters-Woluwe, hadden het niet breed. Wat is de belangrijkste les die je van hen meegekregen hebt?

Jezelf blijven en tevreden zijn met wat je hebt. Je hoeft niet naar boven te kijken. Kijk naar beneden: veel mensen moeten het met minder doen. Ik heb die les goed onthouden. Mijn vader zei altijd: “Duren is een mooie stad, maar blijven duren is nog mooier.” Hij zei dat trouwens ook toen ik ging trouwen. (lacht) Ik ben daarin geslaagd, denk ik, in mezelf blijven. Daar ben ik fier op. Ik heb nooit iemand benijd en ik heb me nooit beter gevoeld dan een ander. Ik respecteer élke mens.

“Evenepoel maakt het zichzelf lastig. Hij zou beter wat bescheiden zijn.”

Wat was je drijfveer om te gaan koersen?

Passie. En de drang om te winnen. Ik wou altijd winnen.

Je hebt je bijnaam niet gestolen?

Cadeaus geef je op verjaardagen, niet op wielerwedstrijden. Je hoort wel eens renners zeggen dat ze een wedstrijd weggegeven hebben. Ik moet daarmee lachen. Ze zeggen dat nadien, omdat ze geklopt zijn. Een sportman wil winnen, punt.

De Italiaanse cardioloog Lavezzaro beweert in een boek dat jij nooit had mogen koersen omdat je een hartafwijking hebt. Klopt dat?

Dat is flauwekul. Ik weet niet vanwaar die man dat haalt. Ik ken hem niet eens. Ik heb een speciaal hart, dat wel. Een groot hart voor een sportman. Maar ik heb nooit problemen gekend tijdens mijn carrière. Enkele jaren geleden liet ik een pacemaker inplanten omdat het te traag klopte. Maar dat heeft wellicht te maken met die vele wedstrijden.

Je vader is wel vroegtijdig gestorven aan hartfalen.

(knikt) En mijn broer vorig jaar. (even stil) Ik ben een uitzondering aan vaders kant. Ik ben de enige mannelijke Merckx die 73 is mogen worden.

Maakt jou dat bang?

Neen, helemaal niet. Ik ben niet bang om te sterven. Die dag zal komen. Ik kan daarmee omgaan. Ik ben ook gelovig. Dat helpt wellicht. Maar vraag me niet wat er komt na de dood. Ik hoop dat er leven is. Maar ik ben dat niet zeker.

Stan Ockers was je inspiratiebron om te gaan koersen. Wie is je inspiratiebron in het leven?

Ik kijk op naar dokter Paul Janssen. Die man heeft de samenleving vooruit geholpen. Ook dokter Mukwege, die de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, is een inspirerend man. Ik heb hem eens mogen ontmoeten op een benefiet in Brussel. Dat zijn écht grote mensen.

Wat kan Eddy Merckx kwaad maken in de wereld?

Kinderen die leed ondergaan. Dat went nooit. Dat raakt me. Ik stort regelmatig iets voor het werk van professor Gewillig (kindercardioloog aan UZ Leuven, red.). Die man helpt zieke kinderen aan een normaal leven.

Maakt nationalisme jou kwaad?

Mensen die België willen splitsen, bedoel je? Ik vind dat triestig. N-VA heeft dat in haar statuten staan. Ik begrijp dat niet. Ik weet ook niet of veel mensen dat écht willen. Ik hou van België. Ik heb veel landen gezien. Ik wéét dat het hier goed is om te leven.

Jij werd al eens een zwartgeboren Flandrien genoemd. Raakt je dat?

Ja. Ik ga dat niet ontkennen. Dat doet pijn. Een neef van mijn vader, Gaston, collaboreerde met de Duitsers. Hij is daarom doodgeschoten in Meensel-Kiezegem (vanwaar de familie afkomstig is, red.). Maar het is niet omdat één Merckx zo was, dat ze allemaal zo waren. Mijn vader had daar niets mee te maken. Een broer van mijn moeder is zelfs in de concentratiekampen gebleven. Een andere broer is kunnen terugkeren. Hij woog nog amper 45 kilogram. Als klein jongetje luisterde ik naar zijn verhalen: dat was afschuwelijk. (stil)

“Ik mis mijn zoon. Gelukkig woont mijn dochter vlakbij. Anders zou dat een catastrofe zijn.”

Heeft die oorlog sporen nagelaten bij je ouders?

Zij spraken daar zelden over. Maar ik denk van wel, zeker bij mijn moeder.

Jij wordt overal de grootste sportman van België genoemd. Wie zou jij op één zetten?

Ik vergelijk niet graag sporten. Ik zou Miel Puttemans noemen in de atletiek, Paul Van Himst in het voetbal, Jacky Ickx in de autosport en Roger De Coster in de motorsport. Dat zijn er al heel wat. En in het wielrennen? Dat laat ik aan anderen over. (lacht)

Analisten menen dat Remco Evenepoel de nieuwe Merckx wordt. Geloof jij dat ook?

(blaast) Hij is zeker een uitzonderlijk atleet. Maar hij maakt het zichzelf lastig. Hij zegt dat hij drie grote ronden zal winnen. Dat zal niet zo eenvoudig zijn, vrees ik. Ik vind dat stoute taal. Hij zou beter wat bescheiden zijn. Ik denk trouwens dat hij beter eerst een jaar belofte was geworden. Hij zal volgend jaar het verschil zien tussen de junioren en de profs.

Eén vraag toch over je carrière. Waarom ben je niet gestart in de Tour van 1973? Was dat onder druk van Tourbaas Goddet?

Helemaal niet. Ik wou zelf niet gaan. Ik vernam van journalisten dat er animositeit was in Frankrijk. De Fransen wilden niet dat een buitenlander de Tour vijf keer na elkaar zou winnen. Ik liet me daardoor beïnvloeden.

Waarom was je bang?

Je weet toch wat er in de Tour van 1975 is gebeurd? Een man aan de kant gaf mij een keiharde slag in mijn lever. Ik vreesde in 1973 al dat zoiets kon gebeuren. Let op: ik kreeg ook in eigen land tegenwind, dreigbrieven zelfs. Ze zouden mij afknallen. Ik heb zelfs eens de politie moeten inschakelen. (laconiek) Ik won te veel, zeker?

Terug naar vandaag. Wat is écht genieten voor jou?

Mijn kinderen en kleinkinderen rondom mij hebben. Helaas gebeurt dat zelden. Mijn dochter zie ik vaak, haar drie kinderen ook. Maar mijn zoon en zijn twee dochters zie ik zelden. Axel heeft zijn leven opgebouwd in Canada. Ik moet dat respecteren. Als ik hem drie keer per jaar zie, is dat veel. We bellen haast elke dag, maar dat voelt anders. (even moeilijk) Ik mis hen. Gelukkig woont mijn dochter vlakbij. Anders zou dat een catastrofe zijn. (stil) Ja.

Jij bent nu vijftig jaar getrouwd met Claudine. Is dat nog straffer dan je palmares?

(lacht) Dat denk ik niet. Ik ben ne makkelijke mens, hoor. (lacht) Neen, dat maakt me wel fier. Ik zou niet graag alleen vallen. Claudine en ik weten perfect wat we aan elkaar hebben.

Volgend jaar start de Tour in Brussel, een eerbetoon aan jou. Wordt dat genieten?

Ik denk dat wel. Dat brengt ook veel verplichtingen met zich mee, maar toch. De Tour van 1969 is het mooiste moment uit mijn carrière. Dat was mijn allereerste gele trui, een kinderdroom die in vervulling ging. Ik vind het een grote eer dat dat op deze manier in herinnering gebracht wordt.

Even was er twijfel of je wel aanwezig zou zijn.

Dat akkefietje is bijgelegd. Ik kan iedereen geruststellen: ik zal er zijn.


(foto belga)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier