Fanny Lecluyse droomt van Olympische finale: “Ik zwem voor mijn broer”

Op haar pols staat de naam van haar overleden broer getatoeëerd. Omdat Stephan altijd bij haar zou zijn. Met daaronder: de Olympische ringen. Een Olympische finale zwemmen, dat is het ultieme doel van Fanny Lecluyse. En dat kan deze zomer al, in Rio. Wij hadden een diepgaand gesprek met deze 24-jarige schone uit het West-Vlaamse Spiere-Helkijn.

Fanny Lecluyse zit in de laatste eindspurt naar de Olympische Spelen. Nog één week keihard trainen en dan vliegt ze de Atlantische plas over. Bestemming: Rio. Daar zal ze anderhalve week vooral uitrusten en acclimatiseren. Op zondag 7 augustus verschijnt ze in de startblokken.

Volgens Brigitte Becue zou een halve finale al mooi zijn, maar mag de finale wel je ambitie zijn.
Dat is waar. Op de 100 meter schoolslag moet je realistisch zijn. Daar is de halve finale het hoogst mogelijke. Op de 200 meter is de finale mijn doel. Ik denk dat ik 2’22 nodig heb, dat is anderhalve seconde beter dan mijn besttijd. Als ik de perfecte race zwem, is dat mogelijk.

Sinds je Europese titel in klein bad zijn vele ogen op jou gericht. Kan je goed met druk omgaan?
Dat is al beter dan vroeger. Vier jaar geleden kreeg ik al stress als mensen nog maar spraken over de halve finale. Nu niet meer. Een beetje druk is ook niet slecht, je mag niet te veel op je gemak zijn.

Ben jij een ander meisje dan vier jaar geleden?
Absoluut. Zeker op mentaal vlak voel ik me sterker. Bij mij is het zo: als het op school goed gaat, gaat het in het zwemmen ook goed. Vier jaar geleden had ik voor de eerste keer herexamens. Ik begon helemaal te flippen. Ik ben toen zelfs even gestopt met school om mij volledig op het zwemmen te concentreren. Dat was niet zo verstandig, ik was te veel gefocust. Dit jaar was het wel goed op school, en heb ik er vertrouwen in dat het ook in het zwemmen goed zal zijn.

Je studeert lager onderwijs. Wil je ook effectief voor de klas staan?
Toch wel, ja. Ik doe heel graag de stages, ook al zijn die heel belastend als je ook moet trainen. Ik vind het wijs kinderen te zien opgroeien en hen iets te kunnen bijbrengen. Ik besef heel goed dat een zwemcarrière niet lang duurt. Als je 29 bent, ben je over je top. Daarna moet je nog iets anders doen in je leven, zelfs al zou je Olympisch kampioen worden.

Heb jij een carrièreplanning?
(blaast) Binnen twee jaar zou ik moeten afstuderen. Soms denk ik wel eens aan Tokio, ik zal er dan 28 zijn. Veel zal afhangen van het mentale. Heb ik er nog zin in? Maak ik nog progressie? Dat zal ik jaar na jaar evalueren.

“Je moet veel opofferen, elke dag vroeg opstaan en vroeg gaan slapen. Uitgaan kan je nooit.”

Vanwaar komt die passie voor het zwemmen? Zit dat in het bloed?
Nee, totaal niet. Mama wou dat ik leerde zwemmen omdat ze schrik had dat ik in onze vijver zou vallen. (lacht) Ik was er amper 4. Ik heb lange tijd zwemmen gecombineerd met paardrijden en piano. Toen ik 12 was, en meer en meer begon te winnen, ben ik die andere twee gestopt. Zwemmen kun je maar doen tot een bepaalde leeftijd, paardrijden en piano kun je daarna nog hernemen.

Speel je geen piano meer?
Als ik mij verveel of wat ontspanning wil, dan zoek ik op YouTube wel eens een partituur om te spelen. Na het mislukte EK lange baan hielp dat om mijn gedachten te verzetten. Maar ik speel niet meer zo intensief als vroeger.

Wat haat jij meest aan zwemmen?
Trainen op de 200 meter schoolslag, al klinkt dat misschien raar. (lacht) Ik hou er mega van om dat in wedstrijd te zwemmen, maar die trainingen zijn zó zwaar. Als je twaalf keer 200 meter na elkaar moet zwemmen, dan voel je keihard die verzuring in je benen. Maar ik besef dat dat nodig is om progressie te maken.

Zwemmen is een keiharde sport.
(knikt) Je moet veel opofferen, elke dag vroeg opstaan en vroeg gaan slapen, vaak eentonig trainen, vaak je pijngrens doorbreken. Uitgaan kan je nooit. Tenzij je drie weken rust hebt. En zelfs dan heb ik het moeilijk om tot middernacht mee te gaan. (lacht)

Ik kan me voorstellen dat je als tiener of prille twintiger soms ook twijfelt.
Zolang je progressie maakt, motiveert dat. Maar als het minder draait, dan wordt het echt zwaar. Na de Spelen in Londen was ik mentaal even helemaal op. Ik was zo ontgoocheld. Ik wou even niets meer van de Spelen weten. Niet dat ik aan stoppen gedacht heb, maar ik had wel nood aan andere dingen. Maar als je dan Europees kampioen wordt, je omdraait en die chrono ziet, al die mensen hoort juichen, dan weet je waarom je dit doet. Als eerste die muur aantikken, is zo’n bèrezot gevoel. Dat werkt ook verslavend. Dan ben je de volgende keer niet tevreden met een tweede plaats.

Na die titel vormde je een hartje met je vingers. Was dat voor je vriend?
Nee. Ik heb een vriend sinds maart, nog pril dus. Dat was voor alle mensen die altijd in mij zijn blijven geloven. Omdat ik veel van hen hou: mijn ouders, mijn broer, mijn vrienden. Ik had erover nagedacht op voorhand: wat zou ik doen als ik win? Ik had een voorgevoel. Ik had ook mijn trainer al een mail gestuurd met de Brabançonne. Dan kon hij die alvast inoefenen. (lacht)

Zal je die mail de komende dagen nog eens forwarden?
Nee, je moet realistisch blijven. Een medaille in Rio is niet mogelijk.

“Mijn broer betekende heel veel voor mij. Die tattoo is een teken dat hij altijd bij mij is.”

Welke rol spelen je ouders in je carrière?
Een heel belangrijke rol. Zij zijn met pensioen en staan altijd klaar voor mij. Vier jaar geleden heb ik enkele maanden alleen gewoond, dat was veel moeilijker. Thuis kan ik op tijd rusten, mama maakt altijd gezond eten klaar, op wedstrijden zijn ze erbij. Jammer genoeg zal Rio niet lukken, de tickets zijn ongelooflijk duur. Maar we gaan vaak skypen.

Op je pols heb je de naam van je in 2008 overleden broer getatoeëerd. Wat is er gebeurd?
Mijn broer had de spierziekte van Duchenne. Langzaam takelden al zijn spieren af, ook zijn hart. Hij zat in een rolstoel en kon niet meer bewegen. Wij hadden een heel goede band. (stil) Hij was er altijd bij op wedstrijden. Als ik thuis kwam van school, wist hij mij alles te vertellen over mijn concurrenten. Hij betekende heel veel voor mij. Hij is ’s nachts overleden, 36 jaar. Een hartstilstand, zeiden de dokters.

Was dat verwacht?
Neen. We wisten dat dit ooit kon gebeuren, maar toen leek alles goed te gaan. De avond voordien had hij nog naar voetbal gekeken op tv. Dat was een groot verlies voor mij.

Helpt die tattoo jou?
Dat is voor mij een teken dat hij altijd bij mij is. (krop in de keel) Het is ook voor hem dat ik zwem.

Heeft dat je gehard in het leven?
Misschien wel. Al ben ik altijd hard geweest voor mezelf. Je moet geen schrik hebben om af te zien, want je leeft maar één keer. Ik geef nooit op. En als het slecht gaat, ben ik echt boos, en wil ik nog harder werken. Voor wat je graag doet, moet je alles geven.

Wat ga je doen na de Spelen? Even de pauzeknop induwen?
Dan neem ik drie weken rust. Als het mooi weer is, gaan we naar ons vakantiehuisje in het noorden van Frankrijk. Maar na een week of twee zal het alweer kriebelen om te sporten. (lacht) Lang kan ik ook niet rusten. In december is er al het WK klein bad in Canada. En begin volgend jaar heb ik een grote stage gepland voor school, dan zal ik twee maanden niet kunnen trainen zoals het hoort. Dat is heel lastig voor mij: ik wil altijd alles perfect hebben.

Wat is jouw ultieme ambitie in het zwemmen?
Een Olympische finale, dat blijft altijd bij.

Het sportrapport van Fanny Lecluyse

Als kind was mijn idool …
De Franse zwemster Laure Manaudou.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Sven Nys, iemand die er honderd procent voor leeft, net als ik.

Mijn mooiste sportmoment?
Mijn Europese titel op de 200 meter schoolslag klein bad in december vorig jaar.

Mijn grootste ontgoocheling?
Ik heb er twee. De Spelen in Londen waar ik net de halve finale mis en het EK in Debrecen datzelfde jaar waar ik met mijn tijd van het jaar voordien goud zou gehaald hebben. In 2012 heb ik echt gefaald.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier