Voormalig judocoach Jean-Marie Dedecker trekt nog eens ten aanval: “Politici misbruiken sport”

Als judocoach was Jean-Marie Dedecker een monument, stapelde hij successen op. Vandaag is hij een getekend man: fysiek door de sport, mentaal door de politiek. Maar de strijdlust blijft onverdroten woekeren in lichaam en geest. De 65-jarige West-Vlaming wil nog steeds een beetje Che Guevara zijn.

We hebben afspraak in zijn hoeve in Slijpe. Mooier te lande vind je niet. Langs de oever van het kanaal Plassendale-Nieuwpoort gaat hij dagelijks wandelen. “Dat is het enige dat ik nog kan. Het lichaam is kapot, jongen. Topsport is niet gezond. Wie de top wil bereiken, moet zijn grenzen overschrijden. We zijn allemaal gehavend.” Hij neemt me mee naar zijn heiligdom op de eerste verdieping. Overal glas, zicht op water en weiland. Honderden boeken staren ons aan. “Zo goed als allemaal uitgelezen. Alleen De Duivelsverzen niet. Die heb ik in Engeland gekocht om Salman Rushdie te steunen. Maar ik begrijp er de kloten van.” (lacht) Hij heeft de leeftijd van een gepensioneerde, maar dat is hij niet. Hij is alomtegenwoordig in de lokale politiek, zetelt in bedrijven en schrijft columns voor Knack.

Wat betekent sport nog in je leven?

Veel. Ik verslind sport. Sport is de essentie van de mens. Het mooie en het lelijke, vrede en oorlog. Ik heb alles van de Winterspelen gezien. Behalve curling: dat is een sport voor bejaarde schoonmoeders. Maar ik erger me aan die onnozele politici die zich moeien. Waarom moest Korea onder één vlag aan het ijshockey deelnemen? Zuid-Koreaanse meisjes die de kwalificatie afdwongen, vlogen eruit. Ik heb de boycot van Moskou 1980 meegemaakt. Ik heb de strijd van de groenen gezien om Peking 2008 te boycotten. (feller) Wat verandert dat geroep? Niets. Politici misbruiken sport om zelf in de belangstelling te staan. Kijk straks naar de voorjaarsklassiekers. Politici die niet weten dat er spaken in wielen zitten, wuiven vanuit de volgwagens naar het plebs.

Zelfs sport maakt jou kwaad.

Alles maakt mij kwaad. Ik zit vol verontwaardiging. Ik kan elke dag de televisie uit de muur snakken. Schrijven is mijn therapie tegen frustratie.

Vanwaar komt de passie voor sport?

Wij waren street kids. We speelden, sporten en vochten op straat. Dat was ons leven. Maar de echte passie is pas later gekomen. Als kind wou ik dokter worden, zoals mijn idool Che Guevara. Die droom heb ik moeten opgeven. Toen ik negentien was, raakte mijn vriendin zwanger. Ik had niets, alleen een koersfiets en een radio. Ik ben gaan werken om geld te verdienen. (zacht) Mijn kind is dan ook nog gestorven. Een wonde voor het leven. Judo werd mijn vluchtweg. Ik kon er mijn verdriet en frustraties kwijt. Ik had ook talent. Ik was Belgische top. Maar ik kon te weinig trainen om internationaal door te breken.

Ben jij in armoede opgegroeid?

Vandaag zou men dat zeggen van zo’n gezin. Maar dat voelde toen zo niet aan. Ik droeg de afdankertjes van mijn oudste broer. Dat was gewoon zo. Wij waren niet rijk, maar hadden niets te kort. Mijn vader zat vaak op café, ja. Dan gingen wij hem halen. Maar dat had ook voordelen. Dan mochten we een cola drinken. Ik was een papa’s-kindje. Mijn broers begrijpen dat niet. Jij moet een andere vader gehad hebben, zeggen ze. Ik idealiseer hem. De negatieve herinneringen zijn verdrongen. Hij is nu twaalf jaar dood, en ik kan er nog steeds niet over spreken. Zo veel pijn doet dat.

“Mijn zoon Hans is vorige week kankervrij verklaard. Dat is ook een grote overwinning.”

 

Zit er nog wat Che Guevara in jou?

Oei. (lacht) Ja, toch wel. Ik wil nog steeds de wereld verbeteren. Ik kan niet tegen onrecht. Die figuur is natuurlijk van zijn voetstuk gevallen, ook voor mij. Ik heb de wereld gezien dankzij de judosport. Ik heb gezien welke puinhoop het communisme aanricht. Maar jezelf opofferen voor je ideaal, dat bewonder ik. Ik was een mei 68’er. Ik kwam op straat voor Leuven Vlaams en ‘alle macht aan de arbeiders’.

Ben jij volledig van links naar rechts doorgeslagen?

Dat vind ik niet. Ik ben economisch rechts, maar op andere vlakken progressief. Of je nu Bo of Boudewijn bent, dat interesseert mij geen reet. Maar vraag me anderzijds geen applaus. Of de nieuwe preutsheid: ik word gek van #MeToo. (feller) Bloemenmeisjes zijn niet meer welkom op de koers. Waar zijn we mee bezig? Ik kan niet tegen die hypocrisie. Ik wil ze geen eten geven, de vrouwen die op een horizontale manier een verticale carrière hebben opgebouwd. Maar nu zijn ze allemaal #MeToo.

De judowereld voorop. Is dat niet terecht?

Misbruik kan niet. De federatie had die trainer meteen op non-actief moeten plaatsen. Nu heeft de federatie zelf een schaduw geworpen op al onze successen. Ik was twintig jaar coach van de meest succesvolle Belgische sportploeg ooit. Dat doet me pijn. Ik zou vandaag geen trainer willen zijn. Al is dat niet alleen door #MeToo. We zijn een pampervolk geworden. Ik was bikkelhard destijds. Als er een stok in de zaal stond, durfde ik die gebruiken. (snel) Zacht, hè. Dat kan allemaal niet meer. Deelnemen is belangrijker dan winnen, zeggen ze. Grotere bullshit bestaat niet.

Jij was coach van 1981 tot 2000. Je atleten haalden in die jaren meer dan 140 medailles op Spelen, WK’s en EK’s. Was die hardheid je geheim?

Meer trainen dan de ander: dat is één. Twee is de sport wetenschappelijk benaderen. Daarom trokken wij op hoogtestage. Hard zijn is een derde aspect. Topsport is voor een stuk fascisme. Je moet autoritair zijn. Tegenspreken mag, maar ik beslis. Slecht zal die aanpak niet geweest zijn, want mijn judoka’s gingen door het vuur voor mij. Ik was een straffende schoolmeester, maar ook een zalvende vader. Na de competitie liet ik hen doen. Alles kon: uitgaan, zuipen, seks. (fijntjes) Met wederzijdse toestemming, hè. En als ze ’s nachts boel hadden, konden ze op mij rekenen om dat op te lossen. Ze konden mij vertrouwen. Ik zorgde ook financieel voor hen, soms uit eigen zak. Ze wisten dat.

“De stommiteit van mijn leven was de stap naar de politiek”, zei je in Karakters. Blijf je daarbij?

Ja. In de sport vecht men met open vizier. In de politiek steekt men messen in de rug. Ik heb een grote prijs betaald voor die overstap, fysiek en geestelijk.

“De judofederatie waren corrupte apen.
Schrijf dat maar op.”

Was je verhaal in de sport niet sowieso voorbij in 2000?

Dat laatste jaar was een drama. Eerst die sponsorheisa. Ik kon Selexion binnenhalen, en zo het sponsorbedrag verdubbelen. Maar Bacob, toen hoofdsponsor, wilde dat niet. De federatie ging daarin mee. Dat waren corrupte apen. Schrijf dat maar op. Zij dachten alleen aan hun eigen belangen. Nu goed, ik was een monument toen. En monumenten worden ooit omver gekegeld. Wie jarenlang succesvol is, ziet plots tegenstanders de krachten bundelen. Ik ben enkele maanden voor de Spelen aan de kant geschoven als bondscoach. Na veel gepalaver kon ik toch mee als persoonlijke coach. Dat woog vooral op Ulla Werbrouck. Anders was zij voor de tweede keer olympisch kampioen geworden. Dat neem ik het BOIC nog altijd kwalijk. Zij hebben die voorbereiding verstoord. Enfin, ik zou sowieso gestopt zijn na Sydney. Maar ik was beter voluit voor het zakenleven gegaan.

Hoe zie je je politieke toekomst?

Ik wil burgemeester worden van Middelkerke. Ik smijt me al vijf jaar voor dat doel. Wat ik in 2019 zal doen, zal daarvan afhangen.

Ben jij de strijd nooit beu?

Neen. Ik heb strijd nodig. Als ik dat opgeef, wenkt de doodskist. Maar ik weet ook dat het leven meer is dan politiek. Ik heb een goede band met mijn twee zonen, Hans en Dimitri. Hans is vorige week kankervrij verklaard, darmkanker. (zwijgt even) Dat is ook een grote overwinning.

Het sportrapport van Jean-Marie Dedecker

Als kind was mijn idool …

Muhammad Ali: ik heb al zijn biografieën gelezen.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

De Leuvense dokter D’Hoore die mijn zoon Hans geopereerd heeft.

Mijn mooiste sportmoment?

De Spelen van Atlanta 1996: één groot orgasme. Vier medailles, en goud voor Ulla als kers op de taart. Dat staat net iets boven het unieke EK van Oostende 1997.

Mijn grootste ontgoocheling?

De Spelen van Barcelona 1992. Amper één keer brons, maar wel vier keer vierde. Ik heb maanden geworsteld met een post-olympische depressie. Als het team faalt, is ook de coach schuldig.

(foto BP)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier