Het sprookje van John-John Dohmen, de beste hockeyspeler ter wereld: “Ik wil volgend jaar in India spelen”

John-John Dohmen speelt al een jaar lang de hoofdrol in een onwaarschijnlijk sprookje. Vorige zomer kapitein van de zilveren Red Lions in Rio. In februari verkozen tot beste hockeyspeler ter wereld. En komende zomer het huwelijksbootje in met zijn grote liefde Aliénor. Wij hebben een geanimeerd gesprek met de 29-jarige Brusselaar.

Zit ik nu tegenover de beste speler ter wereld?

Ja, hé. Spelers, staff en supporters stemmen voor die award. Dan zal het wel zo zijn. (glimlacht) Dit is een onwaarschijnlijke eer voor mij. Vroeger waren de laureaten daarvan halve goden voor mij. En nu sta ik zelf op die lijst. Dit is voor de eeuwigheid.

Wat een jaar was 2016. Droom je nog van die Spelen in Rio?

Ja, echt waar. Dat was het mooiste moment in mijn leven. Je moet goed beseffen dat België tien jaar geleden nergens stond. We verloren met 10-0 van de toplanden. Ons eerste olympisch avontuur was in Peking. Toen waren we al blij dat veld te mogen betreden. Maar ik wist toen wel: ooit pak ik een olympische medaille. Die gedachte liet me niet meer los. Vier jaar later volgde Londen. We worden vijfde. Het probleem was toen dat niet alle spelers op dezelfde lijn stonden. Ik wou een medaille, en zei dat ook hardop. Anderen vonden dat ongepast.

Dat was in aanloop naar Rio wel even anders. Het zelfvertrouwen spatte van de spelers.

Dat klopt, en ik geloof dat dat het verschil met Londen was. In Rio ambieerden we allemaal hetzelfde: een medaille. Weet je, in België word je al snel arrogant genoemd als je zegt dat je gaat winnen. Ik vind dat jammer. Een sportman moet het allerhoogste ambiëren. Ik ben nog altijd zeer ontgoocheld over de verloren finale tegen Argentinië. Ik heb alle wedstrijden herbekeken, behalve die. Ik kan het niet.

Wat ook opviel: de teamspirit, de overgave van elke speler. Meteen het grote verschil met de Rode Duivels, niet?

(knikt) Ik bekijk veel wedstrijden van de Rode Duivels, en ik zie ook dat verschil. Wij hebben geen ster in het team. Het team is de grote ster. Iedereen speelt met volle overgave. De Rode Duivels hebben weliswaar het potentieel om wereldkampioen te worden, maar spelen te weinig voor het team. Als ze winnen, is dat omdat bepaalde spelers individueel het verschil maken. Maar zij spelen niet samen.

“India heeft veel voordelen: de competitie duurt maar zes weken én je kan er goed geld verdienen.”

Geef eens een tip. Hoe doen jullie dat?

We houden bijvoorbeeld geregeld een circle of trust. Dan zitten we samen in een cirkel en beoordelen elkaars sterke en zwakke punten. Niemand verlaat de ruimte zonder zijn gedacht te zeggen. We doen eerst die speler, dan die, enzovoort. Je mag natuurlijk antwoorden op de kritieken. In het begin was dat niet evident. In iemands gezicht kritiek geven, is niet gemakkelijk. Maar na een tijdje voel je dat dat een verschil maakt. Je leert elkaar echt kennen. Als kapitein wil ik ook een voorbeeld zijn. Iedereen moet mee. Als iemand niet wil trainen, dan zal ik die motiveren.

Hoe belangrijk is hockey in jouw leven?

Hockey ís mijn leven. Ik speel al van mijn vijfde. Geprikkeld door mijn familie. Mijn moeder speelde ook op hoog niveau. Ik ging vanaf mijn twaalfde niet meer mee op vakantie omdat ik wou trainen. En als je goed bent, dan wil je beter worden, en evolueren ook je dromen: eerst een titel met de club, dan de Red Lions, dan de Spelen, dan een medaille.

Je hebt ook gefietst.

(knikt) Fietsen is mijn tweede passie. Vreemd, want mijn grootvader was de enige in de familie die graag koers zag. Ik weet nog goed hoe ik als kleine jongen met hem elke dag naar de Tour de France keek. Ook vandaag nog zie ik elke klassieker. Helaas moet ik vaak op zondag spelen. Dan neem ik de koers op, en kijk ik ’s avonds als ik thuiskom. Van begin tot einde, echt waar. Desnoods de hele nacht door.

Wat zegt je vriendin Aliénor daarvan? Dat je gek bent?

Zij denkt dat heel zeker. (lacht) Ik wacht wel om te kijken tot zij in slaap valt. Anders zou het wat overdreven zijn. Dan moet ik er alleen voor zorgen dat ik voordien niet te weten kom wie gewonnen heeft. Maar het klopt wel: ik ben waarschijnlijk gek. Ik ben alleszins een freak. Vraag mij wie gescoord heeft in Duitsland-Nieuw-Zeeland acht jaar geleden, en ik zal het je zeggen. (lacht)

“Het team is de grote ster. Iedereen speelt met volle overgave. Dat is het verschil met de Rode Duivels.”

Je naam, John-John, klinkt heel Amerikaans. Heb jij roots daar?

Neen, toch niet. Waarom ik John-John heet, weet ik niet. Ik zou dat eens moeten vragen. Ik weet wel dat ik aanvankelijk Geoffrey zou heten. Maar op de dag van mijn geboorte kwam mijn vader plots met een andere naam, John-John dus. Ik ben er wel gelukkig mee. Geoffrey vind ik maar niets. Mijn ene zus heeft ook een Amerikaanse naam, Ashley, mijn andere zus niet, zij heet Alixe.

Je speelt nu tien jaar voor de Waterloo Ducks. Is een buitenlands avontuur geen ambitie?

Toch wel. Vroeger was Nederland het beloofde land. Maar ik zag de combinatie met mijn studies (osteopathie, red.) in Brussel niet zitten. Dit jaar zou ik moeten afstuderen, maar intussen is het verschil met de Belgische competitie miniem. Vandaag is het Indische kampioenschap het beste ter wereld. Dat is mijn ambitie volgend jaar. Je moet wel geselecteerd worden. De selecties vinden plaats in september. (fijntjes) Maar ik veronderstel dat dat wel moet lukken met mijn palmares. India heeft veel voordelen. De competitie duurt maar zes weken, januari en februari, dus ik kan blijven spelen voor Waterloo, én je kan er goed geld verdienen. Dat was nooit eerder het geval in hockey.

Las ik niet dat jij wou stoppen na Rio?

Met de Red Lions, dat klopt. Ik ben ook tijdelijk gestopt. Tot ik afgestudeerd ben. Het jaar vóór Rio heb ik mijn studies stilgelegd om mij optimaal voor te bereiden. Nu doe ik het omgekeerde. Maar dit is geen definitief afscheid. Ik wil nog zeker het wereldkampioenschap eind 2018 meemaken. Over Tokio, de volgende Spelen, doe ik nog geen uitspraken. Ik wil ook niet wachten tot ik 35 ben om te starten als osteopaat. Vergeet niet dat hockey veel opofferingen vraagt. Je bent veel weg van huis, je verdient er omzeggens niets aan. Ik heb nog andere dromen.

Je gaat ook trouwen, niet?

(glundert) In september. Een belangrijke stap. Mijn vriendin is een grote steun voor mij. Ook zij moet veel opofferen. Ze zit veel avonden alleen thuis. Ik denk wel dat zij verlangt naar de dag dat ik stop. En terecht. Dat zal ook meespelen in mijn beslissing.

In 2014 stond je op de lijst van CDH voor de verkiezingen. Is de politiek ook een ambitie?

O neen. Dat was eenmalig. Die vraag kwam van André Antoine, toen minister van Sport. Ik had met hem enkele projecten voor het hockey uitgewerkt. Hij wou me ook op de lijst, vandaar. Nu goed, je mag dat nooit uitsluiten. Maar als je spreekt over opofferingen, dan is politiek nog wat anders dan sport. Die mannen zijn zeven op zeven bezig met hun job, en kritiek dat zij krijgen. (blaast)

Om af te sluiten: klopt het dat jij nooit parkeertickets betaalt?

(lacht) Good one. Je moet dat eens uitrekenen: als je enkel je boetes betaalt, en dat doe ik wel, dan ben je echt goedkoper af. Dat is de rebel in mij. Ik vind dat wij in dit land veel te veel belastingen moeten betalen. Een mens zou schrik hebben zelf iets te ondernemen. Ik heb het ondervonden toen ik enkele jaren geleden mijn eigen pettenmerk, CAP10, opstartte. (blaast) Ik was bijna afgehaakt. CAP10 verder uitbouwen, is trouwens ook één van mijn dromen.

 

Het sportrapport van John-John Dohmen

Als kind was mijn idool …

Ik had niet één iemand. Ik hield van alle sporten.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Eddy Merckx. Zijn kleinzoon Luca speelt bij ons in Waterloo. Eddy komt soms kijken.

Mijn mooiste sportmoment?

Winst in de halve finale tegen Nederland in Rio. En het doelpunt dat ik daar scoor. Heerlijke momenten.

Mijn grootste ontgoocheling?

Vijfde eindigen op de Worldcup 2014.

 

(foto belga)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier