Ex-renner Leif Hoste over een opmerkelijke carrière: “Ik was te weinig zelfzeker”

Leif Hoste droeg het drama in zich. Hij werd drie keer tweede in de Ronde van Vlaanderen. Een vlag in de wielen weerhield hem van eeuwige roem in Roubaix. Maar de Vlaming hield van hem. Wellicht daarom. Hoste is het ornament van de volksziel, zo schreef Hugo Camps ooit.

Hij stamt af van een bekende wielerfamilie uit het West-Vlaamse Bavikhove. Grootvader Noël Malfait was in de jaren vijftig kortstondig prof en later een graag geziene mekanieker in het peloton. Ook twee van zijn ooms zijn prof geworden. Leif is trouwens genoemd naar de Deense tijdritspecialist Leif Mortensen, die ooit enkele maanden inwoonde bij zijn grootouders. Al stond hij in het peloton vooral bekend als Paul. “Ik heb één keer Paul Schampers geïmiteerd (een typetje van Chris Van den Durpel, red). Dat viel in de smaak. Voortaan was ik Paul, eerst voor mijn ploegmaats, daarna voor het hele peloton.”

We hebben afspraak in zijn woning in Lotenhulle, deelgemeente van Aalter. Hoste (40) praat honderduit over de tijd van toen. Over Stijn Devolder en Philippe Gilbert, twee van zijn vrienden in het peloton, over Dirk Demol, Dag Van Elslande en Vincent Monserez, destijds zijn ploegleider, dokter en verzorger bij Discovery Channel. “Zoals Dirk ken ik niemand. Hij mocht me tien keer per dag bellen. Ik nam elke keer met plezier op. Hij kon een renner op zijn gemak stellen.” Hij is nu ruim vijf jaar gestopt, maar je proeft nog de heimwee in zijn stem. “Ik mis vooral de voldoening voor mezelf. Dat is niet makkelijk uit te leggen. Keihard trainen, bezweet thuiskomen, douchen en dan neerploffen in de zetel: dat doet iets met een mens. Dat mis ik. De wedstrijden niet. Ik ben zestien jaar prof geweest. Op het einde was het op.”

Je oogt nog steeds scherp. Sport je nog?

Je zou dat niet gezegd hebben mocht je drie jaar geleden gekomen zijn. (lacht) Ik ben op twee jaar tijd maar liefst 27 kilogram bijgekomen. Ik deed niets van sport, ik at veel, ik dronk graag. Ik zag plots op de weegschaal 99 opduiken. Dat was een alarmsignaal voor mij. Ik moest iets doen. Ik ben dan beginnen lopen, minstens twee keer per week. Vandaag zijn die kilo’s er weer af.

Je werkt als vertegenwoordiger voor Group Delrue, een West-Vlaams metaalbedrijf. Je treedt hier in de voetsporen van Frank Vandenbroucke.

Ja, dat klopt. Frank heeft hier ook even gewerkt. Dat was kort voor zijn dood. Ik kende Ivan (Delrue, de zaakvoerder, red) al van in het wielermilieu. Wij sponsoren trouwens de Napoleon Games Cup (wielercriterium, red) en leveren vanaf dit jaar de nadars voor de Ronde van Vlaanderen en Dwars door België. Ik ben Ivan dankbaar voor deze kans. Maar toch. (zwijgt even) Begrijp me niet verkeerd: ik ben blij dat ik dit werk kan doen. Maar ik voel voor mezelf niet meer die voldoening. Ik weet ook niet of dat ooit terugkeert. Ik las onlangs iets gelijkaardigs van Gert Verheyen. Wellicht worstelen nog ex-topsporters daarmee.

Doe je nog iets in de koers?

Neen. Ik wou dat ook niet. Een ploegleider bijvoorbeeld, is nog vaker weg van huis dan een renner. Ik kan nu een betere papa zijn voor mijn dochters. Ik weet nog dat mijn jongste dochter niet aan de telefoon wou komen toen ik weer eens weg was. Hij moet maar naar huis komen als hij wil weten wat ik op school geleerd heb, zei ze. Ik rijd wel af en toe rond met vips. Dat is plezant. Dan zie je ook de collega’s van toen terug. Maar je moet natuurlijk vooral over koers praten met de mensen in je wagen.

“Tijdrijden is nooit mijn grootste focus geweest. Ik heb daar wel wat spijt van.”

 

Wat is de meest gestelde vraag aan jou?

Als ze iets vragen over mijn carrière, gaat dat ofwel over die vlag in Parijs-Roubaix, ofwel over drie keer tweede worden in de Ronde van Vlaanderen. Waarom heb je die nooit gewonnen, krijg ik steevast te horen. (lacht)

En, wat is het antwoord?

In 2004 was het onmogelijk om te winnen. Ik bleef als enige over van een lange aanval. Ik was al verrast dat ik nog mee kon springen met Wesemann en Bruylandts. Meer was onmogelijk. De tweede keer was in 2006. Boonen won toen. Hij was heel sterk. Ik had op de Muur moeten aanvallen. Dat zou mijn enige kans geweest zijn. Maar ik durfde niet. Ik was wellicht te weinig zelfzeker.

Die dag? Of altijd?

Altijd. Ik heb nooit genoeg in mezelf geloofd. Ik ben zesde en zevende geworden op het WK tijdrijden. Zo iemand zou vandaag tot held gebombardeerd worden. Toen werd daar weinig over gesproken. Ik sloeg ook zelf niet op tafel. Ik had meer vertrouwen moeten hebben in mezelf. Ik had dat moeten durven uitspelen, ook binnen de ploeg. Ik was eigenlijk te braaf. (glimlacht)

Was tijdrijden je echte specialisatie?

Ik ben drie keer Belgisch kampioen geworden en reed twee keer top tien in een tijdrit in de Tour, dus ja. Maar dat is nooit mijn grootste focus geweest. Ik heb daar wel wat spijt van. Ik was zó gebeten door die twee klassiekers, de Ronde en Parijs-Roubaix. Ik wou die wellicht té graag winnen. Ik heb daardoor zelfs wat plezier verloren in de koers. Maar ik kon dat niet loslaten. Ik wou en zou die klassieker winnen.

Terug naar de Ronde. In 2007 werd je voor de derde keer tweede.

Die editie doet het meeste pijn. Dat was zonder twijfel mijn grootste kans. Ballan was misschien iets sterker in de koers, maar niet in de sprint. Ik heb toen een cruciale fout gemaakt. Ik ben niet te vroeg begonnen, zoals sommigen zeggen. Ik heb een tandje te veel geschakeld en viel heel even stil. Dat was genoeg voor Ballan. Dat heeft mij die Ronde gekost.

“Ik heb ondervonden dat een renner niet behandeld wordt als een ander mens. Wij genieten niet het vermoeden van onschuld.”

Jij hebt je portie drama wel meegemaakt.

Je kan het de rode draad in mijn carrière noemen. (lacht) Die vlag in mijn wiel in Parijs-Roubaix was het meest frappante. Dat was in 2004. Dat heeft me niet alleen de kans op een zege gekost, maar ook de wereldbekertrui. Ik moest top vijf halen voor die trui. Dat had mij een boost kunnen geven. Zie Van Avermaet: hij leek ook een eeuwige tweede, tot hij een rit won in de Tour. Zoiets kan voor een klik zorgen in je hoofd.

Worden er niet beter overal nadars geplaatst om toeschouwers op afstand te houden?

Neen. Ik heb gewoon brute pech gehad. Die man was trouwens niet dronken. Een televisieantenne op een motor trok die vlag uit zijn handen. Dat mag honderd keer gebeuren. Negentig keer zal je gewoon over die vlag rijden. Maar in mijn geval landde die natuurlijk tussen mijn spaken. Als je overal nadars plaatst, zal het wielrennen een deel van zijn charme verliezen. Als renner is het kicken als je een haag van mensen voor je ziet opduiken.

Na je carrière volgde een lange rechtszaak. Je werd beschuldigd van dopinggebruik, maar uiteindelijk vrijgesproken. Hoe kijk je daarop terug?

Die vrijspraak heeft deugd gedaan. Ik heb toen ondervonden dat een renner niet behandeld wordt als een ander mens. Wij genieten blijkbaar niet het vermoeden van onschuld. Een renner is schuldig tot het tegendeel bewezen wordt. Dat heeft me pijn gedaan. Die zaak heeft jaren aangesleept. Ik heb me niet weggestoken. Maar ik voelde wel dat er mensen waren die mij meden, ook binnen de wielerwereld. Dat vond ik lastig.

Welke dromen heb jij nog?

(blaast) Ik hoop dat ik ooit die voldoening van toen terugvind. Maar vraag me niet waar of hoe. Misschien moet ik iets met auto’s doen? Dat is mijn tweede passie. Maar ik zal geen sprong in het onbekende wagen. Als ik iets doe, wil ik er iets van kennen, en mogen er geen te grote risico’s aan verbonden zijn.

 

Het sportrapport van Leif Hoste

Als kind was mijn idool …

Ik keek op naar Claude Criquielion. Ik had een poster van hem in mijn kamer.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Luc Van Lierde. Triatlon vind ik een prachtige sport. Ik heb veel bewondering voor triatleten.

Mijn mooiste sportmoment?

Ik kan er twee noemen. Mijn eerste Belgische titel tijdrijden in 2001 en de Driedaagse van De Panne winnen in 2006.

Mijn grootste ontgoocheling?

De Ronde van Vlaanderen van 2007. Ik had die editie moeten winnen. Dat blijft nazinderen.

(foto belga)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier