Lucien Van Impe, onze laatste Tourwinnaar: “Ik wou eigenlijk niet koersen, maar voetballen”

En of hij gevierd zal worden. Er komt een standbeeld in zijn geboortedorp Mere. Er komt een biografie. De VRT brengt zelfs de documentaire ‘Merci Lucien’. Om maar te zeggen: 2016 wordt het jaar van Lucien Van Impe. Omdat de man 70 wordt, maar vooral omdat het 40 jaar geleden is dat hij, als laatste Belg, de Tour de France op zijn naam schreef.

Toen hij drie jaar geleden stopte als sportbestuurder, was dat zijn definitief afscheid van de wielersport. Vandaag geniet Lucien Van Impe van zijn pensioen. Met volle teugen. “Ik verveel me niet, neen. Ik doe wat ik graag doe. Vissen met onze Bart, onze Suzy helpen als ze dat vraagt. Met mijn vrouw op stap gaan. Fietsen doe ik niet meer, neen. Voetballen wel. Op maandagavond met vrienden. En wandelen met de hond.”

Honderduit vertelt hij over zijn kinderen, beiden veertigers nu. Zijn ogen blinken. “Ik had vroeger geen tijd voor hen. Communies en andere feestjes heb ik niet meegemaakt. Koersen en trainen, dat was al wat ik deed. (zwijgt even) Je kan die verloren tijd natuurlijk niet meer inhalen. Wat voorbij is, is voorbij. Ik probeer er nú te zijn. Op elk moment van de dag. Te doen wat zij vragen. Naar de koers ga ik niet meer. Tenzij Bart aandringt.”

Voor de jonge generatie: hoe omschrijf jij de renner Lucien Van Impe?
Dat is moeilijk. (blaast) Ik was een klimmer.

De beste aller tijden?
Je kan dat niet van jezelf zeggen. Ik keek op naar Bahamontes en Gaul en ik denk dat ik hen geëvenaard heb. Ik heb zes keer het bergklassement in de Tour gewonnen. Weet je, als kind wou ik eigenlijk niet koersen. Ik vond dat veel te lastig. Ik wou liever voetballen of zo. Die gasten hebben tijd om naar een dancing te gaan en pinten te drinken. Maar ik moest koersen van mijn vader. Dat zat in de familie.

Wou jij geen muzikant worden?
(enthousiast) O ja, dat deed ik graag. Ik volgde muziekles in een zaaltje in het dorp zonder dat vader het wist. Toen dat uitkwam, moest ik stoppen. Hij vond dat allemaal niet te combineren. Ik moest om 21 uur in mijn bed liggen om uitgerust te zijn. Maar ’s morgens om 1 uur opstaan voor de krantenbedeling, vond hij geen probleem. (lacht) Werken moest ik wel doen, ja.

Eendagswedstrijden waren niets voor jou. Hoe kwam dat?
Ik heb daar nooit op getraind. Als ik dan toch moest koersen, wou ik bergen beklimmen. Mijn vader zei: oké, dan maken we een klimmer van jou. Ik dacht altijd dat ik de combinatie met de klassiekers niet zou aankunnen.

“Ik heb daar wel spijt van dat ik nooit getraind heb voor de klassiekers.”

Had jij te weinig ambitie?
Misschien. (denkt na) Ik heb daar wel spijt van dat ik nooit getraind heb voor de klassiekers. Ik heb me er één keer op toegelegd: het Belgisch kampioenschap in 1983. En ik won. Maar ik was toen al 37. Dan heb ik wel even gevloekt. Eigenlijk had ik ook Luik-Bastenaken-Luik of de Ronde van Lombardije kunnen winnen. Maar ik was er nooit in geïnteresseerd. Ik keek alleen naar de bergklassementen. Mijn seizoen begon met de Ronde van Romandië.

Wanneer wist je dat je de Tour kon winnen?
Toen ik de zomer ervoor, in 1975, de tijdrit won. Toen wist ik: ik kom hier volgend jaar terug om het eindklassement te winnen. Merckx was over zijn hoogtepunt. Hij zou uiteindelijk ook niet aan de start komen.

Je hebt voor die overwinning een appartement in Aquitanië gekregen. Wat heb je daarmee gedaan?
Verkocht. Dat was nochtans een schoon appartement. De opbrengst heb ik verdeeld onder de ploegmaats. Ik heb nooit één frank overgehouden aan de grote Rondes. Dat was een principe. Ik weet niet of dat vandaag nog zo is. Ik heb ook eens iets verdiend aan een Hollander. Die wou zo graag als eerste bovenkomen op een berg om de bolletjestrui aan te doen. (Joop Zoetemelk, red) Ik ben in de remmen gegaan. (lacht) Dat geld heb ik ook verdeeld.

Na de Tour mocht je op audiëntie bij de koning. Op de beelden daarvan valt op hoe zenuwachtig je bent.
In die tijd was dat speciaal, hè. Vandaag ontvangt de koning elke week wel iemand. Ik zou niet meer gaan mocht ik gevraagd worden, denk ik. Maar toen was dat een grote eer. Boudewijn wist waarover hij sprak. Dat protocol vond ik wel overdreven. Waarom mag je die mens geen vragen stellen? Wat is hij meer dan ik? Ik was ook koning, bergkoning. (lacht) Nu, ik was dat protocol na vijf minuten al vergeten. Hij moest maar niet antwoorden.

“Ik had minstens drie keer de Tour kunnen winnen”

Had jij de Tour meer dan één keer kunnen winnen?
Zeker, minstens drie keer zelfs. Maar goed, ik heb het niet gedaan. Ik had ook het nadeel dat ik nooit echt in een goede ploeg zat. Als ik begon te koersen, waren mijn ploegmaats de eersten die losten. In 1977 word ik op Alpe d’Huez omver gereden door een auto. Ik reed in het geel. Onvoorstelbaar was dat. Op enkele kilometers van de meet. Ik vlieg over die capot in de graskant. Anders had ik zeker gewonnen. Dat denk ik toch. Let op: ik heb die rit ook fouten gemaakt. Ik had niet genoeg gegeten. En ik had geen sportbestuurder die me dat zei.

De winnaar toen, Bernard Thévenet, bekende later dat hij aan het spul zat.
(fel) Maar hij is er nooit voor gestraft. De Amerikaan (Lance Armstrong, red) is zijn Tourzeges kwijt, maar Thévenet en Virenque zijn nooit iets afgepakt. Dat is triestig. En waarom? Omdat het Fransen zijn, zeker? Dat kan toch niet anders? Iedereen gelijk voor de wet, dat is mijn principe. Hetzelfde met dat meisje dat met een elektrische fiets zou gereden hebben (Femke Van Den Driessche, red). Levenslang schorsen.

Zij is amper 19. Moet je haar geen krediet geven?
Als zij effectief met die fiets gereden heeft, neen. Ook al heeft ze zich laten overhalen. Dat is erger dan doping. Ik heb altijd goed opgelet. Ik nam nooit een bidon aan van iemand die ik niet kende. Mijn broer en mijn neef zorgden daarvoor. Ik had ook mijn vaste mecanicien. Niemand anders mocht aan mijn velo komen. Ik ben altijd met een gerust gevoel naar de dopingcontrole gegaan. Ik ging er al lachend binnen. Als één van de weinigen waarschijnlijk.

Zal jij het nog meemaken dat je een opvolger krijgt in België?
(blaast) Graag, maar ik twijfel. Je moet kunnen klimmen, hè. Dat is het lastigste wat er is. Je kan het nochtans leren, ik heb het bewezen. Maar waarom zouden ze dat doen? Als ze op het vlakke een klassieker winnen, verdienen ze een miljoen euro en zijn ze op hun gemak. Waarom zou je dan nog bergop rijden? Nee jong, ik zie dat niet direct veranderen. Maar weet je wat ik dan echt spijtig vind? Dat we het ook aan het verliezen zijn in de klassiekers. Die echte toppers hebben we niet meer.

“Ik heb een goede band met mijn kinderen. Dat maakt mij zo gelukkig.”

Jij wordt er 70 in oktober. Doet je dat nadenken?
Natuurlijk. Ik zou liever weer 25 zijn. Maar ik ben content. Ik heb een goede band met mijn kinderen. (even geëmotioneerd) Dat maakt mij zo gelukkig. Dat is wat ik vroeger zo gemist heb.

En straks een televisiereeks op de VRT …
(pikt in) Op vraag van Karl Vannieuwkerke. Hij wil over mij zoiets maken als ‘Merci Merckx’. Ik vond dat zo schoon. Dat doet deugd, die erkenning. Ik geniet ervan. Ik steek dat niet weg. (fier) Overal waar ik kom, zeggen mensen: merci Lucien. Dan weet je dat je iets moois gedaan hebt.

… en een standbeeld in je geboortedorp, wat normaal alleen de doden gegund is.
Dat zijn speciale mannen, die van Mere. Die feesten graag. Ik heb het meegemaakt toen ik thuis kwam van de Tour. Dat was niet normaal. En dat zal nu niet anders zijn. (lacht)

Het sportrapport van Lucien Van Impe

Als kind was mijn idool …
De Luxemburgse klimmer Charly Gaul en de Spaanse klimmer Federico Bahamontes.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Ik volg alle sporten, maar ik kan niet één iemand noemen.

Mijn mooiste sportmoment?
In Parijs over de meet rijden in de gele trui. Ik was zo nerveus die laatste etappe, zo bang om plat te vallen. Ik smeekte mijn ploegmaats rond mij te blijven.

Mijn grootste ontgoocheling?
De Tour van 1977. Omver gereden worden op Alpe d’ Huez. Door een auto van TF1. Dat blijft altijd bij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier