Mathieu van der Poel denkt na over zijn toekomst: “Parijs-Roubaix winnen is een droom”

De koers zit in zijn genen. Zijn grootvader is de befaamde Raymond Poulidor, de eeuwige tweede. Zijn vader is Adrie van der Poel, voormalig wereldkampioen veldrijden én Ronde van Vlaanderen-winnaar. Die erfelijke last wierp Mathieu van der Poel snel van zijn schouders. In 2015 werd de Belgische Nederlander, nu 22, de jongste wereldkampioen veldrijden ooit.

Het nieuwe veldritseizoen staat voor de deur. Op 17 september is er de eerste wedstrijd van belang, de wereldbekercross in het Amerikaanse Iowa. Anders dan vorig seizoen verschijnt Mathieu van der Poel topfit aan de start. Hij kijkt ernaar uit, zegt hij. Al is hij niet zo tuk op die Amerikaanse toer. “Ik geloof niet dat dat iets bijbrengt aan de mondialisering van de sport. In Las Vegas wist vorig jaar geen kat dat er cross was. En moet veldrijden echt mondialer worden? Je kan je ook die vraag stellen. Ik vind de kleinschaligheid net gezellig. Mountainbike is wel een mondiale sport, maar kijk naar het aantal toeschouwers. Dat komt nog niet in de buurt.”

Van der Poel wil dit seizoen een tweede wereldtitel aan zijn palmares toevoegen. “Dat is het grootste doel. Maar ik zou gelijk tekenen voor een seizoen als vorig jaar, zonder wereldtitel. Ik deel de mening van Sven Nys: liever twintig crossen winnen dan één. Vervecken telt meer wereldtitels dan Nys, maar over wie praten de mensen?”

Het nieuwe seizoen wordt opnieuw een tweestrijd met Wout van Aert. Zie jij nog uitdaging daarin?

Toch wel. Net die tweestrijd houdt mij scherp. Mocht Wout afhaken, zou ik misschien anders spreken. Ik ben vandaag in de eerste plaats crosser, en ik ben daar niet rouwig om. Crossen is wat ik liefst doe, en best kan. Ik kick op de combinatie snelheid en techniek. Maar ik besef dat ik ooit een keuze zal moeten maken. Ik kan geen tien jaar de drie combineren (veld, weg en mountainbike, red). Mijn vader ziet me liefst kiezen voor de weg. Hij gelooft niet dat het veldrijden zal overleven met de huidige budgetten.

En jij? Wat wil jij?

De weg zal zeker ooit mijn focus zijn. Een renner moet altijd nieuwe uitdagingen opzoeken. Maar vraag me geen carrièreplan. Dat heb ik niet. Dat is mijn grootste probleem. Ik bekijk alles van dag tot dag. (lacht)

De mountainbike zou je een olympisch perspectief geven.

Ik weet het. Ik heb Rio geprobeerd, maar dat is niet gelukt, mede door knieproblemen. Maar als ik Tokio 2020 wil halen, zal ik ook een carrièreplan nodig hebben. Ik zou volgend jaar al aan de voorbereiding moeten beginnen. De Spelen zijn voor elke atleet het hoogst haalbare. Dat is zeker één van mijn grootste doelen.

“Mijn vader ziet me liefst kiezen voor de weg. Hij gelooft niet dat het veldrijden zal overleven met de huidige budgetten.”

Je grootvader Poulidor gelooft dat jij ooit een favoriet kan zijn in de Tour. Akkoord?

Ik denk dat dat vooral de trotse opa is die spreekt. Ik ben iets realistischer. Ik denk dat de klassiekers mij best liggen, en dan in de eerste plaats Parijs-Roubaix. Dat winnen is een droom. Maar wellicht zal ook Dumoulin nooit gedacht hebben dat hij de Giro kon winnen.

Hoe is je band met je grootvader?

Wij hebben niet zo veel contact. Hij woont in de buurt van Limoges. Hij is er intussen 81, en hoewel hij nog steeds gezond is, ziet hij het minder zitten om naar België te reizen. Als we elkaar zien, is dat steeds heel emotioneel, zeker het afscheid nemen. Je merkt dat hij bang is voor de toekomst. Hij beseft goed dat hij van elk moment moet genieten.

Jij bent geboren en getogen in Kapellen, je liep hier school, je spreekt zonder Hollands accent en je beoefent de meest Vlaamse sport. Waarom ben jij toch een Nederlander?

En al mijn vrienden zijn Vlamingen. (lacht) Ik heb daar nooit over nagedacht. Dat is automatisch gekomen door mijn vader die Nederlander is. Ik heb zelfs de dubbele nationaliteit Nederlands-Frans. Mijn moeder is van Frankrijk. Maar dat zegt me weinig, die nationaliteit.

Ondervind je nooit vijandelijkheden van het Belgische publiek?

Dat valt goed mee. Ik denk niet dat de mensen mij zien als een typische Nederlander zoals destijds Groenendaal of later Boom. Zij kwamen arrogant over door hun uitspraken, al dan niet bedoeld. Dan krijg je die vijandelijkheden. Ik ken Lars heel goed. Hij zegt rechtuit wat hij denkt. In België vindt men dat vreemd, en soms arrogant.

Was koers altijd alles in jouw leven?

Neen, toch niet. Ik kon ook deftig voetballen. Ik heb nog mogen testen bij Willem II, één van de betere jeugdopleidingen in Nederland. Maar eens in de middelbare school moest ik een keuze maken. Dat werd koers. Omdat ik dat net iets leuker vond. Als je verliest, heb je alleen jezelf iets te verwijten.

Is ook motorcross geen passie?

(knikt) En wagens. Ik hou van snelheid. Maar ik durf na mijn knieproblemen iets minder op mijn motor te springen.

Was jij een goede student?

Ik haalde goede punten, ja. Maar ik was vooral een irritante student, vrees ik, zeker de eerste jaren. (lacht) Ik wou steevast in discussie gaan met leerkrachten. Die vonden dat niet altijd leuk. Ik kwam geregeld thuis met een nota. Ik kan je verzekeren dat mijn ouders dat niet plezant vonden. Ik doe dat nog altijd, in discussie gaan met mensen. Ik vind het heerlijk om mijn gelijk te halen.

“Parijs-Roubaix winnen is een droom”

Wat zou jij geworden zijn mocht de koers niet gelukt zijn?

Ik heb nooit nagedacht over een plan B. Op mijn zeventiende was ik al prof, en wist ik dat ik zou stoppen met school na het middelbaar. Vreemd genoeg werd ik die laatste jaren wel een voorbeeldige student. Geschiedenis, talen en LO lagen mij het meest. Wellicht zou ik iets in die richting gedaan hebben.

Je vader is ook je mentor. Ga je ook met hem in discussie?

Als ik kan, ja. Ik zeg altijd mijn gedacht. Maar hij doet dat ook. Dat botst wel eens. Maar wij kunnen daar goed mee om.

Was het moeilijk opgroeien als zoon van een bekende wielrenner?

Neen. Ik heb veel aan hem te danken. Zijn tips zijn onbetaalbaar. Hij ként die wereld. En ik heb snel een eigen naam kunnen verwerven. Ik was op mijn twintigste al wereldkampioen. Dan ben je niet meer de zoon van. Maar blijven die resultaten uit, dan kan dat zeker een last zijn. Kijk hoe Thibault Nys nu al gevolgd wordt in de media. Het wordt niet eenvoudig voor hem om zijn vader te overstijgen.

Is het soms zwaar om niet te kunnen leven zoals je leeftijdsgenoten?

Soms vloek je wel eens als je moet gaan trainen. Maar lang duurt dat nooit. Ik vind mijn leven eigenlijk heel normaal. Ik heb nooit anders gekend of gezien. En als het seizoen voorbij is in maart, dan haal ik mijn schade in. Maar al snel verlang ik weer naar de fiets. Dat is mijn verslaving. Ik ben niet de grote feestvierder. Ik drink meer bietensap dan wijn. Winnen is de ultieme kick voor mij. Je ziet dat ook aan mijn gemoedstoestand.

Kan je goed omgaan met een nederlaag?

Als ik niet win, of als het niet goed draait op training, voel ik me minder in mijn vel, en kan ik chagrijnig zijn. Sport is mijn leven. In die zin zal ik wel een slechte verliezer zijn. Maar als ik op mijn waarde geklopt ben, kan ik mij daarbij neerleggen. Dat was niet het geval op het WK dit jaar. Dat had te maken met pech. Dan voel ik me rotslecht.

Heb jij tijd voor een vriendin?

(droog) Tijd wel, ja. Maar je moet iemand vinden. (lacht) Schrijf nu niet dat ik actief op zoek ben, want dat is ook niet het geval.

Je zit goed onder moeders vleugels?

Ja, natuurlijk. Anders woonde ik niet meer thuis. Ik moet haast niets doen. Ons ma doet alles: de was en de plas, eten maken. Ik mag ook haar dankbaar zijn.

 

Het sportrapport van Mathieu van der Poel

Als kind was mijn idool …

Sven Nys. Hij won alles in die tijd.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Tom Dumoulin. Wat hij in de Giro gepresteerd heeft, is echt straf.

Mijn mooiste sportmoment?

Ik moet er twee noemen. Wereldkampioen worden op de weg in 2013, bij de junioren. Dat was een heel speciaal moment. En de wereldtitel veldrijden in Tabor in 2015.

Mijn grootste ontgoocheling?

Het WK in Luxemburg dit jaar.

(foto belga)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier