Wout van Aert wint Strade Bianche: “Ik ben twee jaar geleden gewoon verliefd geworden op deze wedstrijd”

Derde in 2018, derde in 2019 en eerste in 2020. Modder, stof of hitte. Koers kan soms simpel zijn. Wout van Aert zette gisteren op magistrale wijze de Strade Bianche naar zijn hand. Zijn eerste klassieke zege. Op zijn 25ste, amper één jaar en dertien dagen na zijn vreselijke smak in de Tour de France. Op naar Milaan-Sanremo. Nog zes dagen.

“Deze koers doet ons dromen van vervlogen tijden, van zwart-witfoto’s van mannen met tubes op de rug en een pilotenbril op het hoofd. Schitterende en vooral sterke beelden. Op deze wegen waan je je een beetje terug in die tijd.” Philippe Gilbert verwoordde het na zijn zege in 2011 perfect. De Strade Bianche doet terugdenken aan de gloriejaren van de Italiaanse wielersport. Aan de jaren veertig, met Fausto Coppi en Gino Bartali. Aan een tijd waarin de Italiaanse renners voortdurend over onverharde wegen werden gestuurd, simpelweg omdat er niet overal asfalt lag. Met de jaren verdwenen de sterrati, behalve in Toscane waar ze overleefden als Strade Bianche.

Van Coppi en Bartali was gisteren geen sprake. Ook Tiesj Benoot haalde de live-uitzending niet. We moeten eerlijk zijn: dat hadden we niet verwacht. De 26-jarige Oost-Vlaming van Sunweb, twee jaar geleden in apocalyptisch weer nog winnaar van de Strade, maakte in maart een uitstekende beurt in Parijs-Nice. “Ik dacht echt dat hij in het voorjaar alles op een hoopje zou rijden”, fluisterde een collega-renner ons recent toe. Corona besliste er anders over. Het voorjaar kwam er niet en ook Benoot moest in lockdown.

De Strade was zijn eerste doel post-corona. “Mochten we deze koers in Vlaanderen kunnen rijden, hij was mijn nummer één”, liet hij zich ooit ontvallen. Dat was gisteren dan toch het geval niet. Benoot maakte tot drie keer toe kennis met de ondergrond van de settori sterrati en gaf vroegtijdig op.

Aanval van Fuglsang

De ondraaglijke hitte in Toscane – het kwik steeg tot 40 graden – en het almaar opvliegende stof tussen de Chianti-wijngaarden zorgden voor nog meer slachtoffers van naam en faam. Zeker toen Jakob Fuglsang op de steile klim naar Monte Sante Marie wel heel vroeg, op ruim 50 kilometer van de finish, de knuppel in het hoenderhok gooide. Op de 11,5 kilometer lange Cancellara-strook ging de 35-jarige Deen van Astana zo driftig te keer dat alleen Alberto Bettiol, Davide Formolo, Michal Kwiatkowski, Maximilian Schachmann, Wout van Aert en Greg Van Avermaet de slachting overleefden. ’t Was al snel duidelijk: deze Strade Bianche zou een strijd tussen de grote motoren worden.
Van Peter Sagan en Philippe Gilbert was toen al lang geen sprake meer. Ook Julian Alaphilippe en Mathieu van der Poel hadden dan de rol al moeten lossen. Samen probeerden ze het even op 80 kilometer van de meet, maar een lekke band, een valpartij en vooral de wet van de sterkste waren onverbiddelijk. De gelaatsuitdrukking van de Nederlander sprak boekdelen: ’t was gisteren niet VDP’s dagje. Even later moest ook Kwiatkowski de rol lossen. De Pool won de Strade in 2014 en 2017, maar is de laatste twee jaar een schim van zichzelf. Hoe kan het ook anders, als je bazen je veel te riant betalen om enkel je kopman aan Tourwinst te helpen.

Demarrage op Le Tolfe

Op de voorlaatste scherprechter, de Colle Pinzuto, ging Van Avermaet overboord. Zijn tiende deelname leverde een achtste toptienplaats op. Fuglsang maakte opnieuw indruk en ook Bettiol deelde een speldenprik uit. Zijn aanwezigheid vooraan was geen verrassing. De laatste winnaar van de Ronde van Vlaanderen woont in Castelfiorentino, op een uurtje van Siena, en is helemaal weg van de maagdelijk witte grindwegen uit zijn geboortestreek. “Zelfs voor iemand als ik, een Italiaan uit de streek, is en blijft de Strade Bianche magisch.”

Bettiol zou de 14de editie niet naar zijn hand zetten. Die eer was weggelegd voor Wout van Aert. 379 dagen na zijn ware doodsmak in de Tour van 2019 liet de Kempenaar met één snoeiharde demarrage op de klim naar Le Tolfe, de laatste onverharde strook van de dag met stroken tot 18 procent, de rest in de steek. Formolo en Schachmann stribbelden tegen, maar op de steile Via Santa Catarina in de idyllische binnenstad van Siena hield Van Aert heel vlot stand. Aan de finish, op de wonderbaarlijk mooie Piazza del Campo, moest hij ditmaal niet de modder uit zijn ogen wrijven. Neen, er zijn ongetwijfeld heel wat slechtere plaatsen op deze wereld om op je 25ste de eerste klassieke zege uit je carrière te behalen. Wat volgde was een liefdesverklaring aan Siena. “Twee jaar geleden ben ik gewoon verliefd geworden op deze wedstrijd.”
Liet Tim Wellens in 2017 bij zijn debuut optekenen: “Ik heb de indruk dat de mensen in België niet goed beseffen hoe mooi deze wedstrijd is.” Zou het?

(Tom Vandenbussche)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier