Ik heb soms hele slechte gedachten, lelijke gedachten. Niks om fier op te zijn, maar het is gewoon sterker dan mezelf. Deze week nog reed ik op de snelweg, zeer vroeg in de ochtend, en de chauffeur van een witte camionette gedroeg zich alsof hij midden in een computerspel zat, of een vrouw aan boord had die dringend moest bevallen, inclusief elk klein trekje van psychopathisch patsergedrag: bumperkleven, met de koplampen flitsen, rechts voorbij vliegen, zwalpen tussen de verschillende rijstroken en dat alles aan een waanzinnig tempo. En ja, toen dacht ik echt: ik hoop dat die straks tegen de vangrail kleeft. Keihard, met die camionette perte totale en de chauffeur evenzeer. Echt, dat dacht ik. Heel even, maar ik dacht het wel.
Een tijdje geleden ging ik wandelen in de prachtige dreef tegenover ons huis, waar de oude, zieke populieren een jaar of twee geleden vervangen zijn door jonge, pezige maar ambitieuze exemplaren. Vandalen hadden er zeven of acht zomaar afgebroken. Daar stonden die jonge boompjes, die nog een leven voor de boeg hadden om generaties mensen troost en schaduw en poëzie te bieden, koelweg afgekraakt en afgemaakt in hun bomenkleutertijd. Toen dacht ik: alstublieft, laat die kutvandalen maar eens stevig crashen tegen een grote oude boom, of laat bij de eerstvolgende winterstorm een gigantische tak op hun stomme kop vallen. Dat denk ik dus: als jij jonge boompjes doodt, verdient de natuur revanche. Geen compassie met zo’n volk.
Ik weet het, het zijn slechte gedachten. Haat of wraak is nooit een goed idee. Oog om oog, tand om tand is een vieze gedachte. Je moet je andere wang aanbieden als iemand je slaat, je moet lelijke, stoute mensen aanvallen met warmte en liefde. Maar laat dat dan mijn slechte kantje zijn, dat ik soms heel moeilijk om kan met trieste, domme, gevaarlijke mensen die de wereld lelijk maken met al hun vernietigende patsergedrag. In mijn eerlijkste gedachten wil ik ze allemaal weg. Zomaar, zonder pardon, met één vingerknip, weg uit deze wereld. Sorry…