Een van de eerste lessen die ik ooit leerde als publiek figuur: doe geen politieke uitspraken. Of beter gezegd, kies geen politiek kamp. Soms ben ik links, soms rechts, vaak averechts. Ik heb al voor heel wat partijen gestemd, soms met voldoening, soms met spijt. Ik heb wel altijd uitgesproken meningen gehad, op de radio, op sociale media en in De Zondag. Zonder blad voor de mond, maar ook zonder partijkleur.
Ik waardeer alle meningen en discussieer graag. Maar er is één ding waar ik niet van hou in de politiek: het eeuwige geruzie. Geen oplossingen zoeken, maar elkaar de schuld geven. De wereld en je tegenstanders zwart schilderen. Altijd boos zijn. Onbeschoft gedrag verkopen als ‘authenticiteit’. Compromissen weigeren vanuit je eigen grote gelijk. De democratie uithollen omdat het applaus goed voelt. Populisme scoort, ik laat me er ook weleens aan vangen, maar helpt het de wereld echt vooruit? Soms verlang ik terug naar leiders die wél verbinden. Obama was zo’n voorbeeld, maar Reagan evenzeer. Twee totaal verschillende mannen, met andere politieke standpunten, maar allebei met humor, klasse en de gave om, waar nodig, boven het gekibbel te staan en de leider van de volledige natie te zijn.
En daarom vind ik het mooi dat Rob Jetten nu grote kans maakt om premier van Nederland te worden. Na jaren van ruzie en verwijten staat daar plots een jongeman die zegt: we mogen trots zijn op ons land, we kunnen iets maken van de toekomst, samen, zonder haat of zwartmakerij. Of Jetten nu van links of rechts was gekomen, maakt mij niet zoveel uit. En uiteraard, hij zal ook fouten maken, muren tegenkomen en lastige compromissen moeten sluiten. Maar hij brengt nu wel iets wat Nederland kan gebruiken: optimisme. En fatsoen. Want dat, lieve mensen, is vandaag misschien wel het meest revolutionaire dat een politicus kan doen. Van dat eeuwige geruzie en gezeik en het nooit willen zoeken naar oplossingen wordt toch niemand beter? Van samenwerken wél. De wereld snakt in deze barre tijden naar zulke leiders. Denk ik.