Morgen zal het militaire defilé op de nationale feestdag op gang getrokken worden door een groep vrouwelijke pioniersmilitairen. Enkelen van hen zetten 50 jaar geleden de stap om als eerste vrouwen ooit bij het Belgisch leger te gaan. Een beslissing waar ze met veel liefde op terugkijken, al hadden ze het niet altijd even makkelijk. “Als vrouw moesten we ons dubbel zo hard bewijzen.”
Dit jaar is het exact 50 jaar geleden dat er voor het eerst vrouwen bij het leger werden toegelaten. Daarom zullen deze keer een dertigtal vrouwen meewandelen in de prelude van de militaire optocht. “Het gaat om dames die veel hebben betekend voor Defensie. Vandaag bestaat 12 procent van onze militairen uit vrouwen, en dat is grotendeels te danken aan het pionierswerk dat deze vrouwen verrichtten”, zegt luitenant-generaal Frédéric Goetynck, vicechef Defensie.
Eerste lichting
Chris Myny (68) uit Genk zat bij de eerste lichting vrouwelijke militairen in de landmacht. “Vorig jaar op 21 juli merkte ik op dat het al 49 jaar geleden was dat we als vrouwelijke militairen in het defilé meeliepen. Ik dacht onmiddellijk: We kunnen ons vijftigjarig bestaan binnen het leger toch niet zomaar voorbij laten gaan en ben in actie geschoten. Via sociale media ben ik dan in contact gekomen met andere pioniersvrouwen.”
Ook Rita Verleyen (71) uit Melsbroek, een van de eerste vrouwen bij de luchtmacht, dacht er zo over. “Ik heb Chris leren kennen en samen hebben we dan de juiste mensen binnen Defensie kunnen bereiken, waardoor onze droom nu werkelijkheid wordt en we nog eens mogen terugkeren”, vertelt ze trots.
Rosita Christiaens (68) uit Gent, die tot aan haar pensioen bij de landmacht werkte, zag de oproep binnenkomen in haar mailbox. “Ik heb eerst nog even getwijfeld, want ik heb onlangs een operatie ondergaan. Maar dit is zo’n prachtig nostalgisch en betekenisvol moment dat ik er toch absoluut bij wil zijn”, zegt ze vol overtuiging. “Het was mijn papa, zelf ook militair, die me destijds aanmoedigde om te solliciteren. Het eerste jaar was voor mij heel moeilijk, ik belde naar huis dat ik niet wilde blijven. Maar achteraf bekeken zou ik het meteen opnieuw doen.”
Daar denkt Brigitte Bullynck (68) uit Oostende exact hetzelfde over. “In mijn 38 jaar dienst bij de marine heb ik een twintigtal keer mee mogen marcheren in het defilé en ik doe dit met heel veel plezier nog een keer. Dat marcheren, die muziek en het enthousiasme van de mensen als ze het vrouwenpeloton zien, dat maakt wat los in mij.”
Hard te verduren
Onze dames hadden het als eerste vrouwen in het leger hard te verduren. “We werden op de proef gesteld. Zeker bij de landmacht, zoals op de basis in Lüdenscheid in Duitsland”, getuigt Rosita. “Men was streng op discipline. Bij de vrouwen zochten ze altijd iets dat niet in orde was, gewoon om ons te pakken. Maar uiteindelijk wenden we daar wel aan. Na zeven jaar werd ik overgeplaatst naar Evere, waar de sfeer stukken losser was.”
Chris zat samen met Rosita in Duitsland. “Als vrouwen moesten we ons echt bewijzen bij de schietoefeningen en het op pad gaan. Maar ik liet niet met mij sollen en durfde mijn mond opentrekken wanneer men over de schreef ging. Daar werd ik dan ook voor gestraft.”
“Onze oversten wisten gewoon niet wat ze met ons moesten aanvangen”
Bij de marine en luchtmacht heerste toen al een andere sfeer. “De vrouwen bij de luchtmacht werden snel aanvaard. Al moesten we ons in die tijd wel dubbel zo hard bewijzen”, vertelt Rita. “We hebben getoond dat we evenwaardig waren en dat we er niet zomaar waren om koffie te zetten. Bij de luchtmacht moet je samenwerken als één ploeg om een vliegtuig in de lucht te krijgen.
“Dat geldt ook voor de marine”, vult Brigitte aan. “Dat is een kleine groep en iedereen kent iedereen. Alles is heel familiair en de chef in de opleiding was eigenlijk een beetje onze vader.”
Nieuwe tijden
Een ding is volgens de dames wel zeker: Defensie was in 1975 niet voorbereid op vrouwelijke militairen. “De oversten wisten niet wat ze met ons moesten aanvangen in het leger en wij − de meesten nog jonge meisjes − wisten ook niet waar we aan begonnen. Toen mijn man en ik een kindje kregen op de basis in Duitsland wisten de oversten gewoon niet hoe ermee om te gaan. Ze zeiden mij dat ik bij nachtelijk alarm mijn kind maar voor de deur van de opvang moest leggen. Na vier jaar ben ik daarom gestopt, maar dat was de grootste fout van mijn leven. Ik zou het nu helemaal anders doen”, vertelt Chris.
Maar de tijden zijn veranderd. “Nu is er geen sprake meer van aparte pelotons, maar gebeurt alles in gemengde ploegen. Vrouwen kunnen nu ook carrière maken en ondertussen bestaat er ook gevechtskledij die aangepast is aan de vrouwen. Wij moesten voor bepaalde oefeningen de typische gevlekte uniformen van mannen dragen. Die broeken zijn heel smal en in de shirts is geen ruimte voor borsten.”
“We hebben veel respect voor de vrouwen die ons werk verder zetten”, klinkt het in koor. “Ik kan het alleen maar aanraden aan iedereen. Ik heb een mooie carrière kunnen uitbouwen, en er goede vrienden en fantastische herinneringen aan overgehouden”, besluit Brigitte. “Als vrouwen steunden we op elkaar. De kameraadschap en samenhorigheid die ik in het leger heb opgebouwd met de andere meisjes, die vind je nergens elders”, besluit Chris. (Camille Jonckheere)