© (foto Christophe De Muynck)

Johan Verminnen, icoon van de kleinkunst, neemt afscheid: “De dood is dichterbij dan je denkt”

Je hebt soms van die beklijvende gesprekken die onder je vel kruipen. Dit gesprek met Johan Verminnen is daar een voorbeeld van. Aan de vooravond van zijn afscheidstournee spreekt het kleinkunsticoon over zingen en loslaten, over leven en dood. “Mijn einde nadert”, zegt hij met breekbare stem en weemoed in de ogen.

Een oude hoeve in Hansbeke, landelijk dorp in Oost-Vlaanderen. Ooit was het zijn repetitiekot, vandaag is het zijn woning. Johan Verminnen zit al klaar op zijn terras, als ik mijn wagen oprijd. Kostuumvest aan, hoewel het snikheet is. Sigaret tussen de vingers. De weidsheid van deze plek valt mij op. In de verte huppelen twee hazen over het grasveld. “Ik ga u meenemen naar mijn stamcafé enkele kilometers verderop”, zegt hij, terwijl hij moeizaam opstaat. Wandelen lukt bijna niet meer. De ooit zo fiere Brusselaar is een breekbaar man geworden. “Mijn lichaam kraakt langs alle kanten. Een rugprobleem, onder meer. Maar ook veel andere problemen, waar ik liever niet te veel over uitweid. (stil) Ik heb het aanvaard.”

Zijn stamcafé, dat is het eeuwenoude café De Hert, grondgebied Bellem, bij de vaart. Achter de toog staat Liliane. “Koffietje, Johan?”, vraagt ze minzaam. Op zijn allerlaatste plaat, die in september verschijnt, staat een liedje over deze plek. Verminnen gaat zacht aan het zingen. Op het kanaal van Brugge naar Gent, op een terras waar ik iedereen ken … Twee keer per week komt de zanger hier op het terras zitten. Kijken naar de toevallige passanten, hun verhalen achterhalen.

Saudade

De Laatste Ronde, dat is de naam van zijn afscheidstournee. Een tournee die bijna een jaar zal duren, tot mei volgend jaar, wanneer hij 75 wordt. Beginnen doet hij in zijn geboortedorp Wemmel, eindigen doet hij hier, in het Leietheater in Deinze. Als ik hem vraag waarom hij afscheid neemt, zingt hij een ander nieuw liedje. Ik laat het los, ik deed het graag. Voor mij is het de hoogste tijd, ik voel me bevrijd. De laatste ronde, de laatste keer. Ik vind het zonde, maar kom nooit weer. Dit is een afscheid en geen tot ziens. Dit is voor altijd, en geen misschien.

Verminnen, bijna de last man standing van een iconische kleinkunstgeneratie, wil waardig afscheid nemen van zijn publiek, zegt hij. “Kijk wie allemaal verdwenen is: Zjef Vanuytsel, Kris De Bruyne, Wannes Van de Velde, Luc De Vos. Allemaal slachtoffers op het slagveld. Ik wil afscheid nemen voor ik op het slagveld beland.” Zijn woorden, maar ook zijn ogen verraden een stevige scheut melancholie. Hij knikt. “Saudade, zeggen de Portugezen. Helaas is er niemand die dat woord kan vertalen. Het is heimwee, maar het is meer dan dat. Het is vooral een verlangen. Maar naar wat? Naar schoonheid, dat zeker. Ik moet daar eens diep over nadenken.”

(foto Christophe De Muynck)

“Mijn leven was niet rimpelloos, maar een zee vol golven. Ik heb daar vrede mee. Ik móet”

Met zeven aan tafel

Hij grijpt een nieuwe sigaret. “Ik heb heel mijn leven Boule d’or gerookt. Nu rook ik Landewyck, de laatste Belgische sigaret. Het is de enige sigaret die ik nog rookbaar vind.” Johan Verminnen werd in 1951 geboren in Wemmel, dorp aan de rand van Brussel. Hij komt uit een groot gezin. We zaten met zeven aan tafel, zingt hij in een oud liedje. “Vader was gemeentearbeider en wou dat ik naar de universiteit ging. Ik wou dat niet. Toen ik tien jaar was, wist ik al dat ik zanger wou worden. Ik heb wel even toneelschool gedaan, maar daar zei mijn leraar Nand Buyl: Johan, jij moet geen andere rol willen spelen dan jezelf. Ik ben gestopt en ik ben zanger geworden. Mijn grote idolen waren Ramses Shaffy en Claude Nougaro, twee mensen met Romaanse roots. Dat was ook de richting die ik uit wou. (met pretoogjes) En ik wou gitaar spelen, want dat was de beste manier om meisjes te veroveren.”

Verminnen is een kind van mei 68, Woodstock en de hippies. “Ik had een tumultueuze jeugd: schoon en lelijk tegelijk. Het was de tijd dat Bob Dylan elektrisch begon te spelen, tot ontsteltenis van alle folkadepten. Wij hadden het gevoel dat alles mogelijk was, zélfs zanger worden. Het was ook de tijd van de vrije liefde – goed dat #MeToo nog niet bestond.” In 1973 scoorde de toen langharige zanger zijn eerste monsterhit met Laat Me Nu Toch Niet Alleen. “Wie denkt carrière te maken zonder hits, is een huichelaar. Zonder dat lied zat u hier vandaag niet.”

Ik voel me goed

Toch was het leven niet altijd lief voor hem. Er hebben deurwaarders op zijn bel geduwd, zingt hij in ‘k Voel Me Goed, een lied vol ironie. “Ze kwamen mijn voornaamste bezittingen opschrijven. Dat waren mijn platen. Door geld te lenen bij een vriend, heb ik kunnen voorkomen dat die afgepakt werden. (stil) Ik heb armoede gekend. Een van de oorzaken was het slechte statuut dat artiesten toen hadden. Dat is waarom ik later heb gevochten voor een écht artiestenstatuut.”

Wie Verminnen zegt, denkt Brussel. Hij komt er niet meer vaak, zegt hij. “Ik heb twaalf jaar graag in de hoofdstad gewoond. Héél graag. Als je op een terras aan de Beurs zit, zie je de wereld passeren. Duizenden verhalen op tien minuten tijd.” Toch is hij eind jaren tachtig naar het Oost-Vlaamse platteland verhuisd: eerst naar Latem en daarna naar Hansbeke. “Om mijn vrouw (topmodel Catherine Mattelaer, red.) te plezieren. Ik heb het mij nooit beklaagd. Ja, soms mis ik de diversiteit van Brussel, maar hier krijg je andere dingen in de plaats. De natuur bijvoorbeeld: u hebt zonet mijn terras gezien. Maar ook de warmte van de mensen. Weet je wat me wel opvalt? Dat je hier altijd een aangespoelde blijft, ook al woon je hier 30 jaar.”

Mooie dagen

In 1987 werd zijn eerste en enige kind geboren: Pauline. “De dag van haar geboorte had ik een optreden in de brouwerij van Haacht. Ik ben daarnaartoe gereden met een glas champagne in mijn linkerhand en het autostuur in mijn rechterhand. Toen kon dat nog, dat mocht van de rijkswacht.” Twee weken later schreef hij een pakkend liedje over haar. Dat heeft echter niet kunnen vermijden dat hun relatie later dikwijls turbulent was. Vandaag is de band weer goed, zegt hij. Pauline woont in Gent en is daar lerares. “Ik heb ook twee kleinzonen, eentje van negen en eentje van vier. Als de oudste mij ziet, roept hij: Opa, zing eens van Mooie Dagen. En dan zing ik van Mooie Dagen. (plots met krop in de keel) De verwondering die zij tonen… Als je mij vraagt wat mijn grootste geluk is: wel, zij zijn mijn grootste geluk.”

Hij valt stil. Tranen wellen bijna op. Weemoed fonkelt in zijn ogen. De stilte wordt doorbroken door het gerinkel van zijn telefoon. “Stef, bel me binnen een uur terug. Ik heb je van alles te vertellen, maar nu lig ik op de massagetafel van een journalist.” Dat was Stef Bos, met wie Verminnen een duet opnam voor zijn laatste plaat. Weer tegen mij: “Laat ons nog een drankje bestellen. Voor mij een picon. Liliane maakt de beste picon. De mélange is perfect. Drink ook maar eentje. Het mag.”

(foto Christophe De Muynck)

“Ik heb maar één wens: dat ik mijn laatste ronde kan uitzingen. Want mijn einde nadert, weet ik”

De wereld zien

Verminnen en zijn vrouw zijn intussen uit elkaar. Zij is verhuisd naar Gent, waardoor hij alleen is achtergebleven. “Ik leef een teruggetrokken bestaan, ja. Dat is makkelijk en moeilijk. Het is makkelijk omdat je alleen met jezelf rekening moet houden. Maar het is toch vooral heel moeilijk. (even stil) Je hebt niemand om iets aan mee te delen. Voel ik mij daarom eenzaam? Bij momenten wel, ja.”

Zou hij het leven anders aanpakken, als hij zou mogen terugkeren, vraag ik. Hij denkt lang na. “Ik zou ongetwijfeld dezelfde fouten maken. Er zijn relaties op de klippen gelopen door mijn fout. Onder meer met mijn vrouw, ja. Dat had niet gehoeven. Maar wie kan in de spiegel kijken en zeggen dat zijn leven rimpelloos was? Ik alleszins niet. Mijn leven was geen egaal stromende rivier, maar een zee vol golven. Ik heb daar vrede mee. Ik móet. Je kan niet anders.”

Tijd voor een vrolijke noot, zeg ik. Graag, zegt hij. Ik wil zo graag de wereld zien, zingt hij in een van zijn bekendste nummers. Is hem dat gelukt? “Ik heb veel gezien, vooral van Zuid-Amerika en Afrika. Mijn broer, die ingenieur is, woonde in São Paulo, waar hij in de haven werkte.” Verminnen herleeft als hij anekdotes oprakelt over exotische optredens in verre continenten. Hij vertelt dat hij graag gezien was in Afrika, waar hij in het Frans zong. Hij vertelt hoe hij in het Peruaanse Cuzco een unieke charango op de kop tikte voor 100 dollar – met dank aan een verdwaalde Antwerpenaar. Hij schonk het snaarinstrument aan zijn gitarist.

Oude knar

De zanger nipt van zijn picon en steekt een nieuwe sigaret op. Het terras aan de vaart loopt stilaan vol. Vooral wielertoeristen. “Is dat Johan Verminnen?”, hoor ik fluisteren. Liliane springt van tafel naar tafel. Mijn gesprekspartner doet een opvallende bekentenis. “Weet je wat ik ga missen? Het applaus, natuurlijk, maar ook de belangstelling. Want wie is er nog geïnteresseerd in een oude knar? Oude mensen worden onzichtbaar gemaakt in onze samenleving. Ik word daar triestig van. (mijmerend) De wereld waarin wij leven, is geen wereld om van te houden: zoveel miserie en oorlog, zoveel Trumps en Poetins. Het maakt mij opstandig. (fel) Waar zijn de pacifisten naartoe? Ik was een overtuigd dienstweigeraar.”

Voor het eerst in het gesprek maakt hij zich kwaad. Hij slaat zelfs met zijn vuist op tafel. “Wij kwamen met honderdduizenden op straat tegen de raketten. Waar zijn al die mensen? Als je naar Terzake kijkt, zie je alleen maar militairen die smeken om nog méér bewapening.”

(foto Christophe De Muynck)

Een duik in de tijd

Mooiste reisbestemming ooit?

“Canada, zonder twijfel. De natuur daar is zo overweldigend. Ik heb daar eens mogen spelen in het voorprogramma van een van mijn idolen: Robert Charlebois.”

Meest memorabele festival ooit?

“Jazz Bilzen. Dat was mijn eerste festival, ik was vijftien jaar. The Pebbles traden op en Armand zong van Ben Ik Te Min. Hij arriveerde in een Chevrolet met open dak en reed tot bij het podium. Dat is mijn mooiste herinnering.”

Meest gênante vakantiemoment ooit?

“Toen Pauline klein was, zijn we eens op vakantie naar Toscane geweest. We reisden terug met het vliegtuig. Niet lang na het opstijgen, viel het toestel plots 500 meter naar beneden. We moesten onze zuurstofmaskers opzetten. De doorgaans luidruchtige Italianen waren plots muisstil. Ik kneep in de handen van Pauline en Catherine en zei dat het voorbij is voor ons. Maar ook dat we een mooi leven gehad hebben.”

Daarna ga ik vissen

En daarna ga ik vissen, zingt Verminnen in een recent nummer over de dag dat zijn carrière als artiest eindigt. Of dat echt zijn plan is, wil ik weten. Hij glimlacht. “Dat denk ik niet. Ik heb van mijn leven nog nooit gevist. Of het zou achter het net moeten zijn. Wat ik ga doen als het voorbij is? Ik hoop dat ik mij kan bezighouden met dingen die ik graag doe. Schrijven misschien. We zien wel…”

In zijn blik duikt de weemoed opnieuw op. Een beetje tristesse ook. “Ik heb eigenlijk maar één wens: dat ik mijn laatste ronde kan uitzingen”, zegt hij emotioneel. “Mijn lichaam kraakt, ik ben in behandeling voor zoveel ziektes. Mijn einde nadert, weet ik. (stil) De dood is dichterbij dan je denkt.” Hij kijkt me recht in de ogen. Een lange stilte volgt. Of hij bang is, vraag ik. Hij zegt van niet. “Ik ben niet bang van de dood. Het leven dat ik heb kunnen leiden, bevatte zoveel kleur dat ik mij niets hoef te beklagen, zelfs de slechtste dagen niet. Waar ik bang voor ben, is het lijden. Ik hoop dat mij een plotse dood gegund is. (emotioneel) Ik heb veel mensen zien lijden: vrienden, familie. Van de zeven mensen aan tafel blijven alleen mijn broer en ikzelf over. Dat is zo lastig aan ouder worden, mensen verliezen die je graag ziet.”

Madeleine

We zijn bijna klaar. Ik voel dat hij vermoeid geraakt. Ik zeg hem dat mijn dochters van 10 en 12 jaar zijn repertoire kennen dankzij #LikeMe. Hij lacht en zegt dat dat hem deugd doet. “Het is goed dat we onze muziek beginnen te eren. Wist je dat Schotten en Ieren samen volksliederen zingen in hun pubs? Dat is iets wat wij niet kennen. Wij zingen niet. Dat is het grootste mankement aan het Vlaamse volk.”

Welk van zijn nummers zet hij zelf bovenaan, wil ik nog weten. Hij verrast mij door Madeleine la Marollienne te noemen. Een liedje uit 1990 over een hardwerkend vrouwtje dat niet gespaard wordt door het leven. En het nummer dat hij het meeste beu is? “Rue des Bouchers: dat zing ik zelfs niet meer. Weet u: een zanger die hits heeft, zit vaak vast in een carcan. Zijn publiek wil de hits, maar de zanger wil andere liedjes spelen. Nu weet je waarom wij nieuwe liedjes maken – om geen hits te moeten spelen. (grijnst) Maar tegelijk zou u hier niet zitten als ik geen hits had. Voilà: ons bestaan zit vol tegenstellingen.” We zwijgen. Hij neemt een laatste slok van zijn picon. Hij kijkt naar het kanaal. Daar is de melancholie weer. Saudade, zegt hij.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier