Ex-zanger Sioen over zijn leven als politicus: “Ik schrik van het bijna dagelijks racisme in het parlement”

GENT – Deze zomer geen podium op Rock Werchter of de Gentse Feesten voor Frederik Sioen (Vooruit). Wél dossiers inlezen en werkbezoeken – gelukkig voor hem ook naar festivals. Dat is het lot van wie het artiestenbestaan inruilt voor de politiek. Maar spijt heeft hij niet, benadrukt de ex-zanger. Al is het soms wel wat ontmoedigend…

Het café van het NTGent, het iconische stadstheater op het Sint-Baafsplein, is onze plek van afspraak. “Mijn allereerste optreden – ik was nog jobstudent – was in deze indrukwekkend mooie zaal”, zegt Frederik Sioen. Tijdens en na het gesprek wordt de man verschillende keren toegeknikt. Hij is dan ook een bekend en graag gezien figuur in deze stad. Zijn verloofde trouwens ook: Ae Jin Huys, topchef met Zuid-Koreaanse wortels. “Weet je wat mij opvalt? Dat de mensen vree met mij inzitten. ‘Kan je het nog aan’ en ‘is de politiek niet te hard’, dat zijn de vragen die je vooral krijgt.” (lacht)

Ruim een jaar geleden, op zondag 9 juni, beleefde Sioen de verrassing van zijn leven. Hij werd vanop de vijfde plaats verkozen voor het Vlaams halfrond. “Echt waar: ik was daar totaal niet mee bezig. Ik stond buiten te praten met wat vrienden, toen ik iets na middernacht naar binnen werd geroepen. Ge gaat die zetel halen, werd gezegd. Om 2 uur kwam de bevestiging. Ik was helemaal overdonderd.”

Was dat niet uw ambitie toen u anderhalf jaar geleden lid werd van Vooruit?

“Neen. Ik had lokale ambities, hier in Gent. Daarom wou ik de politiek in. ‘We gaan u ook op de nationale lijst zetten’, zei de partij. ‘Oké, doe maar’, zei ik zonder te weten waaraan ik begon.” (lacht)

Cultuurschepen in Gent, dat was uw grote droom?

“Dat is zo. Ik ben een kind van Gent en van de culturele sector hier. Maar dat valt niet te combineren met wat ik doe in het parlement. Het is het een of het ander.”

Is uw leven dooreen gegooid?

“Ja en neen. Het is een nieuwe functie in een nieuwe omgeving. Het heeft toch enkele maanden geduurd vooraleer ik mijn draai vond. Maar het is niet zo dat ik nu meer of minder werk dan vroeger. Als muzikant had ik dikwijls 120 optredens per jaar. Dat was even intensief. Ook daarna als coördinator van het Gents Kunstenoverleg was het keihard werken.”

“Als muzikant leid je dikwijls een eenzaam bestaan. De straatloper in mij had nood aan meer sociale contacten”

Voor wie het niet zou weten: als muzikant en zanger was u al enkele jaren zo goed als gestopt.

(knikt) “Ik doe geen optredens meer, behalve thuis en af en toe op een buurtfeest. Het was vlak voor corona dat ik begon te twijfelen. Ik was 40 jaar geworden en 20 jaar bezig op het podium. Dan geraak je een beetje vast in een bubbel. Bovendien leid je als muzikant dikwijls een eenzaam bestaan. De straatloper in mij had nood aan meer sociale contacten. Ik was ook nieuwsgierig naar andere dingen. En dan zag ik die vacature van het Kunstenoverleg. ‘Eindelijk een echte job’, zei mijn grootvader. (lacht) Het is daar dat ik de politiek heb leren kennen.”

Artiesten en politiek zijn zelden een match.

“Ik weet het en toch wou ik de stap zetten. (op dreef) En waarom? Omdat ik vind dat de kracht van cultuur fel onderschat wordt. Cultuur kan een samenleving dragen. Het is tijd dat deze sector de waardering krijgt die het verdient.”

Dat het subsidieslurpers zijn, wordt soms neerbuigend gezegd.

“(droog) Amper 1,7 procent van de subsidies gaat naar cultuur. Ik was 20 jaar zelfstandige, ik heb amper subsidies gekregen. Ook bijvoorbeeld grote bedrijven en de politie worden gesubsidieerd, en veel zwaarder. Zijn dat ook subsidieslurpers? Sommigen hangen dat beeld op, omdat ze de sector in een hoekje willen plaatsen. Alsof cultuur alleen maar een beetje vrije tijd is. (feller) Wat dan met de makers van Godvergeten – om maar één voorbeeld te noemen? Is dat ook vrije tijd?”

En, wat is de conclusie na één jaar? Kan u hier het verschil maken?

“Absoluut. Alleen al het feit dat ik als artiest op deze nagel klop, maakt een verschil. Ook belangrijk: ik doe dat niet alleen in de commissie cultuur, waar vooral gelijkgezinden zitten, maar ook in andere commissies zoals onderwijs en economie. Het is daar dat cultuur de meerwaarde kan vormen. Dus ja, het leven als politicus bevalt mij wel. Het is zeer boeiend. Wat ik voor mezelf wou – die bubbel doorprikken en nieuwe dingen ontdekken – is zeker aan het lukken.”

Soms wordt het Vlaams Parlement een veredelde gemeenteraad genoemd. Hoe ervaart u dat?

“Er zijn gelijkenissen, maar is dat negatief? Neen, toch? Een dossier waar ik ook mee bezig ben, is het openwaterzwemmen. Wij willen meer plekken daarvoor realiseren. Dat heeft directe impact op lokale besturen. In de commissies wordt echt wel goed werk geleverd. Daar ben ik dikwijls onder de indruk van. Ook van het respect onder collega’s trouwens. Ik had meer vijandigheid verwacht, moet ik toegeven. Van de plenaire vergadering ben ik minder fan. Dat is soms slecht theater. Soms heb je het gevoel dat iedereen daar vooral zijn filmpje wil opnemen om te scoren op Instagram.”

Een ander cliché is dat politici poenpakkers zijn, een beeld dat ook door de collega’s van PVDA gecultiveerd wordt. Klopt dat?

“Neen. Er zijn zaken waar ik kritisch naar kijk. Sommige extra’s, zitpenningen in bedrijven, eerste klasse in de trein: deze dingen hoeven niet voor mij. Maar verdienen wij te veel voor wat wij doen? Dat vind ik niet. Ik zie in het parlement vooral vree veel mensen die hard werken en goede intenties hebben.”

‘Boeiend, maar af en toe ontmoedigend’, schreef u in een opiniestuk over uw eerste jaar. Wat werkt er dan ontmoedigend?

“Enkele dingen. De traagheid: dat moet je echt wel leren omarmen. Maar ook de particratie. Gaza is een goed voorbeeld. Je moet daarover een resolutie van de oppositie wegstemmen, terwijl je eigenlijk wel akkoord gaat. Dan zetten wij daar vanuit de meerderheid een resolutie tegenover die niet scherp genoeg is, maar die moet je dan wel goedkeuren. Dat is moeilijk, want dat gaat over iets wat je emotioneel raakt. En dan het opbod onder partijen over wie het meest verontwaardigd is…” (zucht)

U kwam zondag ook op straat voor Gaza. Kan u dat geloofwaardig blijven doen, als uw partij daar geen breekpunt van maakt in de regering?

“Dat is wat ik bedoel. Ik worstel daar zelf ook mee. (even stil) Maar is het omdat wij in de regering zitten dat ik niet meer op straat mag komen? Ik ben daarom toch geen hypocriet? Het is trouwens geen geheim dat wij op de rem moeten staan omdat N-VA en MR niet verder willen gaan. Je moet weten: ik betoog al heel mijn leven. Dat is deel van wie ik ben. Ik liep al mee op de Witte Mars. Toen de vorige regering zware besparingen doorvoerde op cultuur, was ik zelfs de trekker van het verzet.”

Ruim een jaar geleden, op zondag 9 juni, beleefde Sioen de verrassing van zijn leven. Hij werd vanop de vijfde plaats verkozen voor het Vlaams halfrond. “Echt waar: ik was daar totaal niet mee bezig.” (foto Christophe De Muynck)
Het café van het NTGent, het iconische stadstheater op het Sint-Baafsplein in Gent. “Mijn allereerste optreden – ik was nog jobstudent – was in deze indrukwekkend mooie zaal”, aldus Frederik Sioen. (foto Christophe De Muynck) © Christophe De Muynck

U bent een stuk van uw onafhankelijkheid kwijt?

“Ja, maar dat weet je als je hieraan begint. Doorgaans kan ik daar ook wel rationeel mee omgaan. Ik ben grote fan van het meerpartijenstelsel en de consensus die daaruit voortvloeit. Maar in sommige dossiers, zoals Gaza, is dat frustrerend.”

Dankzij deze regering bent u voorzitter geworden van de AB, de legendarische muziektempel in Brussel. Dat helpt misschien om iets te slikken?

(lacht) “Nee, zo werkt het niet. Ik was verrast toen Caroline Gennez (bevoegd minister, Vooruit, red.) mij de vraag stelde. Ik had zelf enkele andere mensen getipt die dat goed zouden doen. Ik ben natuurlijk vereerd dat ik zo’n iconisch huis mee mag leiden. Ik ken daar iedereen, van de garçon tot de wc-madam. Het is trouwens daar dat ik mijn eerste MIA heb gekregen. Allee, ook mijn enige.” (lacht)

Was u voorstander van deze Vlaamse regering met N-VA en CD&V?

“Ja, omdat de kiezer de kaarten zo heeft gelegd. Ik ga niet akkoord met de mensen die zeggen dat we beter voor de oppositie hadden gekozen. Als je met je vuisten op tafel wil slaan, moet je eerst aan die tafel zitten. Alleen maar aan de zijlijn staan roepen, zou ook niet bij mij passen, denk ik.”

Nu praat u als een volleerd politicus.

“Is dat zo? Dank u voor het compliment.”

Ik weet niet of het een compliment is.

“Ah. (lacht) Het zijn nochtans mijn eigen woorden. Ik ben echt blij met de linkse accenten die we kunnen leggen in de regering.”

In Gent wou u niet in zee gaan met N-VA. Wat is het verschil?

“De context. In Gent heeft de kiezer de bestuurspartijen beloond, ook Groen. Ik vond dat er te snel naar een alternatieve coalitie gekeken werd. Vandaar mijn tegenstem. Maar wat een heftige periode was dat, zeg… (zucht) Plots ging het over dingen van 20 jaar geleden. Dat heeft mij toch wel verrast. Ik had verwacht dat politici zulke ballast makkelijker zouden loslaten. Dat ligt nog altijd op mijn maag, hoe dat allemaal gelopen is.”

Wringt het niet dat u een Vlaamse regering moet verdedigen met een rechtse conservatief aan het hoofd, Matthias Diependaele (N-VA)? U zei het zelf al: zes jaar geleden was u de trekker van de betogingen tegen zijn beleid.

“Neen, dat wringt niet. Ik heb trouwens nog met Matthias in de klas gezeten, in het Don Bosco in Zwijnaarde. Dat mensen met een andere ideologie samenwerken, is eigen aan het meerpartijenstelsel en daar kijk ik zeker niet tegen op. Dat N-VA anders naar cultuur kijkt, klopt. Maar wat ik intussen ook weet, is dat zij de kracht daarvan wel genegen zijn. Trouwens: na de betogingen zijn we op een correcte manier ontvangen door Matthias op zijn kabinet. Daar is niets van blijven hangen.”

U bent wel heel lief. Hebt u niet gevloekt toen Onderwijsminister Zuhal Demir (N-VA) enkele projecten voor kunst op school stopzette (Dynamoprojecten)?

“Jawel, daar was ik heel ontgoocheld over. Omdat het van dag op dag was én omdat ze geen alternatief had. Dat doe je niet. De link tussen cultuur en onderwijs is zó belangrijk. Ik hoor nu wel dat ze samen met minister Gennez hard werkt aan een nieuw kader voor cultuureducatie. Dat valt alleen maar toe te juichen.”

“De politie wordt ook gesubsidieerd, en veel zwaarder dan cultuur. Zijn dat ook subsidieslurpers?”

Iets anders. Is racisme een probleem in het parlement? In uw opiniestuk laat u iets in die richting vallen.

“Ja, dat is iets waarvan ik geschrokken ben, van het bijna dagelijks racisme daar. Natuurlijk is het parlement een weerspiegeling van de samenleving, maar dat het zo zwaar en zo openlijk zou zijn, had ik echt niet verwacht. De retoriek van Vlaams Belangers … hoe zij over mensen met migratieachtergrond spreken, is zo kwetsend en ontmenselijkend. En dat gebeurt niet één keer of twee keer, maar in bijna elke commissie en elke plenaire. Neem nu de rellen na de bekerfinale voetbal. Als het gaat over geweld van een blanke voetbalsupporter, zijn ze mild. Als het gaat over de reactie van iemand met migratieroots, zijn ze keihard. Terwijl ik denk: geen enkel geweld is oké, dat staat toch los van huidskleur?”

Is het alleen Vlaams Belang?

“Vooral. Maar het is ook een algemene bedenking. Het extreemrechtse gedachtegoed is diep doorgedrongen in ons parlement. Ik kan daar niet tegen. Het zijn trouwens niet allemaal ‘criminelen’ zoals Vlaams Belang doet uitschijnen. Ik wil dat beeld echt bestrijden. Weet u: ik heb het geluk gehad veel te kunnen reizen en samen te werken met mensen van andere culturen. Dat was altijd zó fijn. Een politicus heeft de plicht om na te denken over zijn woorden. Anders nemen de mensen dat over.”

Dan was u anderhalf jaar geleden ook kwaad op uw voorzitter?

“Ja, natuurlijk. Gelukkig was hij ook kwaad op zichzelf. Wat ik goed vind, is dat hij dat onderwerp niet uit de weg gaat. Hij heeft daar lessen uit getrokken.”

ABVV-topman Bert Engelaar zegt dat jullie in de federale regering de rechten van migranten inruilen voor wat sociaaleconomische kruimels. Wat denkt u daarvan?

“Wow, wat een uitspraak. (denkt na) Ik kom goed overeen met Bert, maar hiermee trapt hij wel op de ziel van een socialist. Het doet pijn als iemand zoiets zegt. Wees maar zeker: wij zijn de partij die strijdt voor de rechten van alle kwetsbaren, dus ook van migranten. Ik ben trouwens al twee jaar zelf buddy van een Eritrese nieuwkomer van 18 jaar. Ik herken me dus echt niet in wat hij zegt.”

Tot slot: de zomer is begonnen. Voor een artiest is dat een periode van optreden. Is dat iets wat u mist?

“Neen. Dat is trouwens de vraag die ik het meest van al krijg. (lacht) Ik heb dat 20 jaar gedaan, dat was een mooie tijd, maar dat is voorbij.”

Hoe ziet de zomer van een politicus eruit?

“Dossiers inlezen. Ik heb nog een achterstand goed te maken. En wat vakantie nemen natuurlijk. En vooral veel festivals doen. Werkbezoeken voor de sector, zeg maar. (lacht) Ik geniet ervan aan de andere kant te staan. Welke festivals ik ga doen? De Gentse Feesten, dat is tien dagen volle bak, Theater Aan Zee, Crammerock, de Lokerse Feesten, een dagje Werchter wellicht ook. Heel veel dus!”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier