Edwig Van Hooydonck: “Groot én ros, dat blijft plakken”

Edwig Van Hooydonck won dertig jaar geleden Kuurne-Brussel-Kuurne, de voorbode van een uitzonderlijk voorjaar voor de toen 22-jarige Kempenaar. Amper zeven jaar later eindigde zijn carrière in mineur. Vandaag blikt ‘Eddy Bosberg’ openhartig terug.

We hebben afspraak in een brasserie in de buurt van Wuustwezel, de gemeente waar Van Hooydonck opgroeide en nog steeds woont, met vrouw en kinderen, Dante (24) en Enzo (22). Het duurt even vooraleer hij aan tafel kan. De tweevoudige winnaar van de Ronde van Vlaanderen wordt van alle kanten aangesproken. “Ik maak dit elke dag mee”, lacht hij. “Gij zijt toch den Edwig, hè. De mensen zijn mij niet vergeten. Groot zijn én ros, dat blijft blijkbaar plakken. (lacht)” Van Hooydonck is een minzaam man. Geen praatjesmaker. Zijn bijnaam is Eddy Bosberg, naar de helling waarop hij tweemaal ‘Vlaanderens’ mooiste’ besliste.

Hoe is het leven vandaag voor jou?

Druk, heel druk. Maar dat zegt iedereen, zeker? (lacht) Ik ben op 1 mei 1996 gestopt met koersen. Ik had wel wat schrik voor wat zou komen. Maar uiteindelijk bleek dat ongegrond. Ik kon twee maanden later al aan de slag voor Jef Leonard, een bedrijf in deuren en ramen. Ik werk daar nog steeds.

Geniet je nu meer van je leven?

Ja. Een renner moet trainen, rusten, koersen, opletten met eten en drinken. Dat is niet genieten van het leven. Vandaag kan ik dat wel. Ik sta elke ochtend vóór zes uur op. Als de zon schijnt, ga ik een lange wandeling maken met de hond in het bos. Dat is mijn klein geluk vandaag, het bos zien ontwaken. Ik voel me ook goed in mijn job. Ik geniet veel vrijheid. Ik ben commercieel verantwoordelijke en projectleider. Ik heb iets gevonden waar ik voldoening uithaal. Dat is natuurlijk niet te vergelijken met een wedstrijd winnen. Dat gevoel zal ik nooit meer evenaren. Dat is ook het enige wat ik mis.

Je hebt ook van de politiek geproefd.

Ja, maar dat ben ik nu gestopt. Ik was achttien jaar gemeenteraadslid voor Open VLD. Evenveel jaar was dat vanuit de oppositie, en dat frustreerde.

Dit weekend start het wielervoorjaar. Volg je dat op de voet?

Ja, ik wil álles zien. Ik heb wielrennen altijd de mooiste sport gevonden, en dat is niet veranderd na mijn afscheid. Ik ben daarin geen uitzondering, zeker?

Jij won dertig jaar geleden Kuurne-Brussel-Kuurne. Hoe kijk je daarop terug?

Ik had geen superbenen, dat weet ik nog. Dat speelde in mijn voordeel. Wie goede benen heeft, probeert in elke ontsnapping mee te gaan. Ik probeerde één keer mee te gaan, dat bleek de goede ontsnapping en dan kan je winnen.

Spijt van mijn afscheid? Ja, toch wel. Of toch vanbinnen. Ik heb dat nooit willen toegeven

Eén maand later won je een eerste keer de Ronde. Wat weet je daarvan nog?

Weinig, moet ik bekennen. Twee ontmoetingen zijn blijven hangen. Toen ik demarreerde op de Bosberg, is Eddy Merckx naast mij komen rijden. Hij bestuurde toen de wagen van de koersdirecteur. Hij vuurde mij ook aan. Dat gaf een stevige boost. Ik krijg er nog kippenvel van. Merckx was namelijk mijn grote idool toen ik kind was. Als zo iemand voor jou gaat supporteren, dan voel je de pedalen niet meer. Een tweede ontmoeting was vlak na de aankomst. Radioreporter Jan Wauters stapte op mij af. Als ik je vertel dat hij mijn tweede jeugdidool was, dan begrijp je wel waarom die ontmoetingen bij blijven.

Waarom heb jij toen gewonnen?

Omdat ik de beste was, zeker? (lacht) Jan Raas, mijn ploegleider, gaf me alle vrijheid. Ik was kopman noch knecht. Die rol lag me goed.

Je had je ook minutieus voorbereid op elke kassei en elke put, samen met je broer Gino.

(knikt) Wij hadden die winter héél fanatiek getraind. We trokken drie keer per week naar de voet van de Bosberg. Hilaire Van der Schueren woont daar. Ik kreeg zijn huissleutel en mocht me daar omkleden. Dat was telkens vijf keer de Muur op en vijf keer de Bosberg op. In alle stilte. Gelukkig bestonden toen nog geen sociale media. Anders zou iedereen dat geweten hebben.

Jij was amper 22 en de nieuwe wielergod. Wat heeft dat met jou gedaan?

Weinig. Ik ben een nuchter man. Ik ben die avond zelfs geen pint gaan drinken. Saai, hè. (lacht) Ik leefde echt als een pater.

Van wie heb je dat?

Dat is mijn aard. Doe maar normaal, dat is al zot genoeg, zei mijn vader vaak. In die woorden schuilt veel waarheid. Mijn ouders waren nuchtere mensen. Ze waren natuurlijk supporter van mij, maar ze zouden dat evenveel geweest zijn, mocht ik metser geworden zijn. Jan Raas was ook zo. Vedettenstreken liet hij niet passeren.

Was metser worden plan-B?

Neen, ik ben schrijnwerker van opleiding. Was de koers niet gelukt, dan stond ik nu wellicht op het dak.

We trokken drie keer per week naar de Bosberg. In alle stilte. Gelukkig bestonden toen geen sociale media

Na die overwinning in Meerbeke was je even je nuchterheid kwijt. Op het podium liet je je tranen de vrije loop. Aan wie of wat dacht je toen?

Aan niets of niemand. Dat was een uitbarsting van vreugde en ongeloof. Als je daar op dat podium staat, weet je waarom je jarenlang alles opgeofferd hebt. Dat was het mooiste moment in mijn carrière.

Wat staat op twee en drie?

Op twee staat mijn tweede overwinning in de Ronde (in 1991, red). Op drie staat mijn eerste en enige ritzege in een grote ronde. In 1992 won ik de zesde etappe in de Vuelta na een solo van 180 kilometer. Daar ben ik heel fier op.

Wat mis jij op je palmares?

Parijs-Roubaix en de Belgische titel. Ik heb altijd gedacht dat ik Parijs-Roubaix kon winnen. Ik was er héél dicht bij in 1989, opnieuw dat voorjaar. Jean-Marie Wampers won toen. Ik kwam net een tikkeltje frisheid te kort. Ik had op donderdag, vier dagen na de Ronde, ook de GP Denain gereden én gewonnen. Ik ben daar echter heel diep moeten gaan. Was Parijs-Roubaix één dag later, dan had ik kunnen winnen, denk ik.

Je was amper 29 toen je afscheid nam. Heb je daar nooit spijt van gehad?

Goede vraag. (denkt na) Ja, toch wel. Of toch vanbinnen. Ik heb dat nooit willen toegeven. Ik stopte omdat ik klaar was met wielrennen. Ik kon niet meer winnen. Anderzijds reed ik wel nog top-tien en zelfs top-vijf in semiklassiekers. Achteraf bekeken is dat eigenlijk best goed. Maar toen dacht ik anders. Ik was tweevoudig winnaar van Vlaanderen. Ik wou geen top-tien, ik wou winnen. Misschien had ik een stap terug moeten zetten naar een kleinere ploeg. Maar goed, ik was mentaal op.

“Met pijl en boog aantreden in een chemische oorlog, dat wilde ik niet langer”, zei je daarover tien jaar later. Werd je dat kwalijk genomen in de wielerwereld?

(blaast) Ik zal mij daarmee niet populair gemaakt hebben. Maar dat interesseert mij niet. Ik voel wel respect van de mensen. Dat interesseert me meer. Ik had na de Brabantse Pijl van 1994 al eens gezegd aan Michel Wuyts dat het niet normaal was hoe snel er plots gekoerst werd. Tóen kreeg ik een groot deel van het peloton over mij. Ik heb mij zelfs per brief moeten excuseren aan de Italiaanse wielerfederatie. Zo ging dat toen.

Was de verleiding groot om ook doping te nemen?

Neen, want in de ploeg van Raas werd doping niet getolereerd. Hij was faliekant tegen. En waarom zou ik ook? Ik heb altijd kunnen winnen zónder doping. Dat speelt mentaal een grote rol. Toen ik voelde dat ik niet meer kon winnen, was ik er klaar mee.

Ben jij een gelukkig man vandaag?

Dat is een moeilijke vraag. Je herkent geluk pas als je ongeluk meemaakt. Mijn vader is overleden in 1992. Ik heb hem zien aftakelen. Dat was heel hard. Mijn schoonvader is enkele jaren geleden gestorven na een fietsongeval. Dat was opnieuw een zware klap. Maar mag ik klagen? Ik denk dat niet. Veel mensen maken de dood mee in hun omgeving.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier