Judolegende Robert Van de Walle over de keiharde weg naar de top, vrijheid en filosofie: “Ik was altijd een idealist”

Robert Van de Walle is een monument van de Belgische sport. Zie zijn palmares: vijf Olympische Spelen, één keer goud, één keer brons, drie Europese titels, ruim twintig andere medailles op WK’s en EK’s. Maar judo is voor de 63-jarige West-Vlaming meer dan een sport. Het is een filosofie, een levenswijze die hij nog steeds belijdt.

We hebben afspraak in Stuivekenskerke, aan de oevers van de IJzer in Diksmuide. Van de Walle woont er al bijna twintig jaar met zijn vrouw Marleen in een omgebouwde hoeve. Hoe het met hem gaat? “Alive and kicking”, lacht hij. Dat kicking moet je figuurlijk nemen. Aan judo doet hij niet meer. “Ik trek wel eens mijn pak aan voor een seminarie, maar daar blijft het bij. Ik mag mijn lichaam niet te veel belasten. Ik doe wel aan sport om gezond te blijven, vooral zwemmen en fietsen. Ik weeg nu 105 kilogram, dat is 10 meer dan mijn competitiegewicht destijds. Dat zit goed. Ik voel me ook goed in mijn vel.”

Al dertig jaar runt Van de Walle een resourcement centre, of in mooi Nederlands: een herbronningscentrum. Vooral bedrijven kloppen op zijn deur, van over de hele wereld. Op zoek naar een betere manier van werken. “De essentie van judo is sterker worden als persoon. Omgaan met winst en verlies. Respect tonen voor de ander. Die filosofie geef ik door. Ik gebruik judo als metafoor voor het leven.”

Waarom doe je dit?

Ik heb vijf Spelen op mijn palmares staan. Dat zijn evenveel grote levenslessen. Ik weet dat winst en verlies even waardevol kunnen zijn, dat lichaam en geest in balans moeten zijn voor succes. Soms is nóg harder trainen onmogelijk, maar kan anders trainen tot een beter resultaat leiden. Die ervaringen wil ik delen. Anders dient je palmares alleen je ego. Wie wint daarbij?

Lees je ook veel over filosofie?

Heel veel. Vooral oosterse filosofen. Let op: noem me geen filosoof. Maar ik probeer via zelfstudie wel iets te weten. Ik hou van geschreven zinnen waarover je dagenlang kunt nadenken. Een Sun Tzu bijvoorbeeld, een Chinese strateeg. Hij schreef een fascinerend boek over de kunst van oorlog voeren. Het boek dateert van 2500 jaar geleden, maar de inhoud blijft actueel.

Was je altijd door filosofie geboeid?

Neen. Als je jong bent, wil je alleen winnen. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer je wil weten. De klik kwam er na de Spelen van Los Angeles in 1984. Ik verlies er in de eerste ronde, een zware klap. Mijn leven stortte in. Hoe was dat mogelijk? Ik was de regerend olympisch kampioen. Ik heb die nederlaag goed geanalyseerd. Ik wou té goed presteren. Ik voelde té veel druk van buitenaf. Ik ben daarna anders gaan trainen. Het moest weer plezant zijn. Je moet diep gaan op training, vaak in het rood, maar je moet dat met plezier doen. Vandaar dat ik zeg dat een nederlaag even waardevol kan zijn als een overwinning.

“Ons leven leende zich niet tot kinderen. Mis ik dat? Misschien. Ik weet dat niet.”

Vier jaar later pak je brons in Seoel.

(knikt) Dat is het bewijs. Ik voelde me een ander persoon. Ik was bevrijd van alle druk. Ik wou deelnemen en genieten. Ik heb er op mijn 34e alle toppers geklopt. Helaas liet ik me verrassen in de halve finale.

Laten we nog acht jaar in de tijd terugkeren, naar je absolute hoogtepunt. Wat weet je nog van die gouden kamp in Moskou?

Veel kampen ben ik vergeten, maar van die kamp weet ik alles nog. Dat was een uniek moment. Ik verloor het jaar voordien twee keer van die Khubuluri, de finale van het EK en de finale van het WK. Ik wou dat geen derde keer meemaken. Ik heb een jaar lang geoefend op één specifieke techniek om hem te kloppen. En dat is gelukt, en dan nog in zijn thuisland (Khubuluri is een Georgiër, red). Hij was minder voorbereid, denk ik. Hij leek nogal zeker van zijn stuk toen ik als tegenstander op de mat kwam. Dat is ook Sun Tzu: mits een goede strategie en voorbereiding kan je iedereen kloppen.

Hoe is judo op je pad gekomen?

In Oostende was er naast de boksclub een judoclub. Boksen was mijn eerste sport. Maar ik was het beu elke dag met een blauwe kop thuis te komen. (lacht) Judo was iets mysterieus in die tijd. De taal, de begrippen, de speciale geur in die zaal, de matten waren van stro. Dat vond ik aanlokkelijk. Ik was een jaar of elf toen ik de stap zette. En ik was meteen gepakt door de wijsheid van de trainer. Al snel bleek dat ik ook talent had.

Je ouders vonden dat niet zo fijn.

Mijn moeder vond dat oké. Maar zij is vroeg gestorven. Ik was amper vijftien. Mijn vader was geen voorstander. Hij had een winkel met lusters en zo. Sport zei hem niets. Je bent zot, zei hij, wat kan je daarmee verdienen. Hij wou dat ik thuis bleef van school om te werken, geld te verdienen, en hem te helpen. Als ik op mijn vrije zaterdag ging sporten, was hij niet blij, neen. En dat is zacht uitgedrukt. (zwijgt even) Ik heb zelf mijn pad uitgestippeld. Dat was niet de makkelijkste weg, integendeel. Maar ik wist wat het alternatief was. Ik had geen zin om heel mijn leven lusters te verkopen. Ik wou vrij zijn.

“Op café zou mijn vader gestoeft hebben dat ik zijn zoon ben. Maar hij heeft mij nooit gezegd dat hij trots was.”

Op je zeventiende trok je voor zes maanden op stage naar Japan. Waarom?

Dat was het mekka voor het judo. Ik heb eerst zes maanden in de Waalse hoogovens gewerkt om die stage te betalen. Ik ben van thuis weggegaan. Dat was een harde tijd. Je moet dat eens je hele leven doen. En dan zegt de politiek vandaag dat iedereen tot zijn 67e moet werken. (zucht) Japan was ook gek. Je sliep er op de grond, in een koud kamertje, zonder verwarming of warm water, alleen. Maar dat avontuur heeft mij hard gemaakt. Dat lag aan de basis van mijn succes.

Heeft je vader zich ooit verzoend met je keuze?

Ik hoor andere mensen zeggen van wel. Op café zou hij gestoeft hebben dat ik zijn zoon ben. Maar hij heeft mij nooit gezegd dat hij trots is. Emoties tonen was not done bij ons thuis. We hebben elkaar vele jaren niet gezien. Pas toen hij ouder werd, vonden we elkaar terug. Ik heb nog voor hem gezorgd. Daar ben ik blij om. Hij is nu een jaar of tien dood.

Jij hebt geen kinderen. Is dat een gemis?

Wellicht wou de natuur dat zo. Ik leerde Marleen kennen toen ik al 38 was. Wij werkten dag en nacht. Ons leven leende zich niet tot kinderen. We waren er ook niet specifiek mee bezig. (zwijgt even) Mis ik dat? Misschien. Ik weet dat niet. Het is nu zo. Mocht ik Marleen tien jaar eerder ontmoet hebben, was dat misschien anders.

Nog een filosofische vraag dan: wat maakt jou gelukkig vandaag?

Laat mij maar doen wat ik graag doe. Dat maakt mijn geluk. Lezen, fietsen, werken. Ik wil werken tot ik niet meer kan. Al hoeft dat niet op het tempo van vandaag te zijn. Ik wil wat afbouwen en meer genieten met mijn vrouw. We hebben een camper gekocht om wat rond te reizen. Ook vrijheid maakt mij gelukkig. Ik heb vorige maand naar Boedapest gefietst, alleen. Een route langs de Rijn en de Donau van 1350 kilometer. Op 18 dagen stond ik er. Wie doet dat na op zijn 63e? (lacht) Ik word op een goede manier ouder. Ook dat maakt mij gelukkig.

Hoe zit het met je droom om een wereldreis te maken met je boot?

O, die boot heb ik verkocht. Wanneer kan je in dit land het water op? Het is altijd iets met het weer. Op de duur was ik meer bezig met kuisen dan met varen. Je mag geen slaaf worden van je hobby. Mijn vrouw zag dat trouwens niet zitten, een wereldreis met de boot. Ze had schrik.

Hoe zou je graag de geschiedenisboeken ingaan?

Moeilijke vraag. (lacht) Als een idealist. Dat ben ik altijd geweest.

Het sportrapport van Robert Van de Walle

Als kind was mijn idool …

Gaston Roelants en Rik Van Looy. Zij hadden iets speciaal.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Nina Derwael en Nafi Thiam, twee topatletes in moeilijke sporten. Ik kijk ook op naar triatleten.

Mijn mooiste sportmoment?

Goud op de Olympische Spelen van Moskou in 1980. Dat is evident.

Mijn grootste ontgoocheling?

Uitgeschakeld worden op de Spelen van Los Angeles in 1984. Al bleek dat uiteindelijk een interessante ervaring.

(foto photo news)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier