Olympisch pistekampioen Roger Ilegems over een bewogen leven: “Invalide zijn is héél moeilijk te aanvaarden”

HEMIKSEM – De olympische God van weleer is niet meer. Roger Ilegems (56) leeft vandaag een teruggetrokken bestaan in zijn ouderlijk rijhuis in het Antwerpse Hemiksem. Drie hartstilstanden en een maandenlange coma hebben de beer in hem getemd. Dit is een verhaal over wielrennen, heroïek en tragiek, liefde en doping.

Ze zijn nog met tien, de in leven zijnde Belgen met olympisch goud op een individuele discipline. Eén ervan is Roger Ilegems, held van de natie in Los Angeles in 1984. De wielrenner met de snor verraste vriend en vijand met een knaller op de puntenkoers. We hebben afspraak bij hem thuis. Zijn vrouw en zoon (24) zijn gaan werken, zijn dochter (17) is naar school. Ilegems, losse broek, wijd T-shirt, is net terug van een wandeling met hond Charlie. De kou deert hem niet. Op de salontafel ligt wat snoep, zijn grote zonde, zegt hij. Of ik hem met ridder moet aanspreken, vraag ik. Hij lacht en tovert zijn oorkonde boven. Een maand geleden kreeg hij van Vlaams minister Sven Gatz het ereteken van Ridder in de Leopoldsorde uitgereikt. “Natuurlijk ben ik fier. Dit is de hoogste eer die een burger kan halen. Ik vraag me alleen af of ik nu ook een zwaard mag dragen. (lacht)”

Je hebt dit te danken aan je olympische titel. Was dat de mooiste dag van je leven?

Mijn huwelijk en de geboorte van mijn kinderen waren nóg mooier. Maar dat was de mooiste dag van mijn carrière. Ik wist dat ook meteen na aankomst. Dit zou ik nooit meer evenaren. Ik heb zelfs gedacht aan stoppen en ergens PR-man worden. Ik droom nog vaak over die wedstrijd. Dat is raar, hè. Ik kan u elk detail vertellen, van de eerste seconde tot de laatste.

Waarom heb jij toen gewonnen?

Ik was de beste. Maar ik moet ook trainer Patrick Sercu dankbaar zijn. Hij dwong me acht maanden lang in de anonimiteit te rijden. Zelfs in de reeksen moest ik mij inhouden. Die aanpak werkte. In de finale keek iedereen naar Marcussen, de Deense favoriet. Niemand sprak over Ilegems. (enthousiast) Patrick was een god voor mij. Als hij spreekt, dan luister je. Hij wou in die finale een tandje lager schakelen. Ik twijfelde. Hij was zeker. De rest zou sneuvelen door de warmte, zei hij. Zo is het ook uitgekomen.

Waar ligt je medaille?

Dit verhaal ga je niet geloven. (lacht) Ik bracht die na thuiskomst naar een kluis in de bank. Ik had schrik dat die gestolen zou worden. Drie maanden later speelde ik mijn sleutel kwijt. Bleek dat de bank geen reservesleutel had. Als ik die medaille dus wil zien, moet ik die kluis laten openbreken. Dat zou me 250 euro kosten. Dat ga ik dus niet doen. (lacht) Ik heb die gelukkig wel laten namaken voor thuis. Maar de originele heb ik nooit meer gezien.

“Als renner vertrouw je op de ploegarts. Je stelt je geen vragen bij de medicatie.”

Jij was altijd een speelvogel.

Dat klopt. Patrick was vaak boos op mij. Het gebeurde dat hij me ‘s morgens betrapte met een Marsreep in mijn mond. Mijn moeke stak die altijd in mijn koffer. (ernstig) Ik heb eigenlijk nooit als een prof geleefd. Ik had méér kunnen bereiken. Maar dat zat niet in mijn aard.

Je hebt nog eens brons gepakt op een WK, en dat was het.

Ik heb nóg koersen gewonnen én mooie ereplaatsen gereden. Maar oké, ik had zeker één keer wereldkampioen moeten worden. Lag dat aan die levensstijl? Voor een stuk wel. Maar dat was niet alles. Na LA werd ik prof. Wou ik mijn contract behouden, dan moest ik ook op de weg presteren. Ik kreeg nog amper twee weken voorbereiding voor het WK op de piste.

Op je 28e ben je al gestopt. Waarom?

Mijn knieën waren versleten. Ik moest te veel op de weg koersen. De goesting was ook verdwenen. Het interesseerde mij niet meer. Ik heb daarom volledig gebroken met de koers. Ik kon nochtans ploegleider worden. (even stil) De laatste jaren waren wrang. Ik was een nummer geworden. Ik moest vooral in dienst rijden. Ik ben dan gaan werken, zoals elke normale mens. Eerst bij brouwerij De Koninck, daarna in een cosmeticabedrijf en ten slotte tien jaar als draadtrekker bij Bekaert.

Waarom wou jij wielrenner worden?

Omdat ik op de bank beland was in het voetbal. Ik was een jaar of veertien. Ik scoorde nochtans elk jaar 25 goals als rechtsbuiten. Maar hoe gaat dat? De ouders van mijn concurrent kwamen naar de wedstrijden kijken, de mijne niet. Ik ben dan gaan koersen zoals mijn oudere broer.

Je vader is gestorven aan een hartaderbreuk toen je amper dertien was.

In de kamer hierboven. Hij was een brave mens. Ik ben na het overlijden van mijn moeder (in 2000, red.) opnieuw in het ouderlijk huis komen wonen. Dat is raar, hoor. Ik voel en ruik haar aanwezigheid hier. Dat klinkt onnozel, zeker? (even stil) Ik was een verwend nest. Ik heb álles te danken aan ons mama. Mijn broer was net het huis uit toen vader stierf. Ons mama ging dag en nacht werken voor mij. Ik ben nooit iets te kort gekomen.

In 2008 leek voor jou het noodlot toe te slaan. Na een maagoperatie belandde je drie maanden in coma. Wat was er gebeurd?

Er was iets fout gelopen. De dokter gaf mij tien procent overlevingskans. Ze hebben zelfs drainagebuizen moeten steken voor de vele vuiligheid in mijn lichaam. Na die operatie lieten ze me in coma gaan. Dat duurde drie maanden omdat ik koorts bleef maken.

“Waarom leef ik nog? Is dat het lot? Of dwing je dat af?
Dat intrigeert mij.”

Weet je daar iets van?

Neen. Ik werd op een dinsdag wakker. De operatie was op een maandag. Ik kon amper bewegen. Ben ik op één dag zó achteruit gegaan, vroeg ik mijn vrouw. Je ligt hier al drie maanden, zei ze. Ik was ook mijn zicht kwijt. Dat was de start van een maandenlange revalidatie. Ik moest opnieuw leren lopen en eten. Mijn zicht is al iets beter, maar zal nooit helemaal terugkeren. De zenuwen zijn beschadigd. Ik mag daarom niet meer met de auto rijden. (droog) Ik ben nu invalide, hè. Ik leef van de ziekenkas.

Kan je dat aanvaarden?

Ik moet wel. Maar dat is héél moeilijk. Ik heb mijn vrouw gezegd dat ze beter een ander zoekt die wél voor de kinderen kan zorgen. Ben je zot, zei ze. Ze is bij mij gebleven. Een ongelooflijke vrouw. Ik doe mijn best nu, voor haar en voor de kinderen. Ik weiger mij te laten gaan. (mijmerend) Het leven zit raar in elkaar. Ik heb drie hartstilstanden overleefd. Waarom leef ik nog? Is dat het lot? Of dwing je dat af? Dat intrigeert mij.

Was die maagoperatie noodzakelijk?

Ja. Ik woog 140 kg. Hoe dat komt? Werken in shiften, dag en nacht eten, veel snoep en cola, niet meer sporten. Voilà. Vandaag let ik beter op. Ik drink al eens water, en neem soms de fiets. Dat mag ik gelukkig wel nog doen. Maar je maag zet wel opnieuw uit. Ik zit weer boven de 90 kilo. Ik kom van 82 kilo. Ik kan het snoepen niet laten.

Vond je niet dat je een voorbeeldrol had als olympisch kampioen?

(blaast) Ik had vast werk en ik zorgde goed voor de kinderen. De rest interesseerde mij niet.

Jij bent eens positief bevonden na Bordeaux-Parijs in 1988. Hoe kwam dat?

Dat weet ik niet. Dat ging over amfetamines. Maar dat kon niet van mij zijn. Na die koers moest ik een plaske doen. Daar zaten al twee Franse renners, en die zaten daar nóg toen ik klaar was. Is daar iets gebeurd? (even stil) Ook de tegenexpertise was positief. Maar ik heb nooit een boete of een schorsing gekregen. Dat vind ik heel raar. Er móet dus iets verkeerd gelopen zijn.

Heb jij ooit doping genomen?

(aarzelend) Wie prof is, wordt begeleid door artsen. Die proberen je op een hoger niveau te krijgen. Je stelt je geen vragen bij de medicatie die de ploegarts je geeft. Als renner vertrouw je op de ploegarts. Meer heb ik daar niet op te zeggen.

Durf jij nog te dromen?

Opnieuw goed zien, dat is mijn enige droom. Maar verder … (denkt na) Ik vraag niet veel. Wat buiten wandelen, naar de markt fietsen, de kinderen zien, dat is genieten. Dat is mijn leven nu, en dat is goed zo.

Het sportrapport van Roger Ilegems

Als kind was mijn idool …

Roger De Vlaeminck. Hij heeft dezelfde voornaam, hè. (lacht)

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Jean-Michel Saive. Die man heeft zó lang op wereldniveau gespeeld. Dat is uniek.

Mijn mooiste sportmoment?

Goud pakken op de Spelen van LA in 1984.

Mijn grootste ontgoocheling?

Vijfde worden op het WK puntenkoers in Gent in 1988. Ik was doodgraag eens wereldkampioen geworden. Dát was mijn kans. Maar ik ging kapot van de zenuwen, iets wat mij anders nooit overkwam.

(foto Ivan Ruck)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier