De kijk van onze analiste Imke Courtois op de sportactualiteit.
Tijdens mijn voetbalcarrière zijn er velen gepasseerd: de lokale goedzak die vrijwillig de vrouwen onder zijn hoede nam, de vader van een speelster die gebombardeerd werd tot voetbalkenner en ten slotte de gediplomeerde coach die met recht en rede ons richting professionalisering duwde. Hilde, Niki, Anne en Joëlle, al de rest waren mannelijke voetbalcoaches. Of ik een man of vrouw als coach verkies? De betere. En of het moeilijk is om zo’n bende vrouwen te coachen? Eerder anders. De dialoog is nooit veraf bij die mondige voetballende vrouwen en de dynamiek zal ongetwijfeld verschillen met die van een bende voetballende mannen. De journalisten die echt op dreef zijn, en vaak ook de journalisten die voorgaande vragen gebruiken als alibi-vragen, durven te polsen of ik ooit te maken heb gehad met grensoverschrijdend gedrag. De teleurstelling die volgt op mijn ‘nee’ is misplaatst, maar tegelijkertijd ben ik blij dat de vraag gesteld wordt. We hebben te allen tijden klokkenluiders nodig, zelfs wanneer de klokken twijfelachtig worden geluid.
Flinterdunne grenzen
Wat we zien en dat gaat veel breder dan atlete Hanne Maudens is dat grensoverschrijdend gedrag helaas vaker voorkomt in de sport. Een coach bepaalt de training, selectie, kansen en de sporter loopt gedwee in de pas. Toegegeven, iets wat mij niet echt ligt. Het is wel zo dat in die asymmetrische relatie risico’s ontstaan. Macht en afhankelijkheid durven wel eens vaker onterecht te leiden tot flinterdunne, bijna onzichtbare grenzen. Grenzen die in de topsport voortdurend verlegd worden, liefst met de harde en strenge hand. Hardheid wordt net iets te makkelijk genormaliseerd en de cultuur van stilte zorgt ervoor dat dat grenzen vaak pas zichtbaar worden wanneer ze al overschreden zijn. Mijn grenzen bleven bewaard, zelf zocht ik wel eens de grens van de ander op. Vooral de grens der geduld en die van communicatief vermogen.
Gebrek aan toezicht
Maar het gaat verder dan de atleet en zijn coach. Ook al heb ik geen ervaring met zulke feiten, mijn redeneren brengt me bij een gebrek aan toezicht, transparantie en beleid. Als de sporter het zelf niet ziet, niet voelt of niet durft te benoemen, is er niets fout met de atleet. Wel met onze sportcultuur en het beleid. Terwijl elke sportfederatie ongetwijfeld het belang van ethiek en integriteit begrijpt, is het onbegrijpbaar dat net dat luik niet gesubsidieerd wordt. Kortom, grote federaties zoals Voetbal Vlaanderen kunnen deze kost dekken met eigen middelen, maar wat met middelmatige en kleine federaties? Zolang er miljoenen worden vrijgemaakt voor topsportplannen, infrastructuur en stages, maar nauwelijks middelen voor integriteit en ethiek, blijven we dweilen met de kraan open.
Als mijn dochter later een sport kiest, hoop ik dat haar grenzen enkel worden verlegd in de 100 meter sprint of bij het hoogspringen. Dat ze nooit hoeft te twijfelen of ze ergens veilig is. Dat zou toch de basis moeten zijn. Grenzen verleggen hoort bij topsport, maar grenzen bewaken hoort bij beleid.