Kurt Vandemaele

Joostje had beter moeten weten

Kurt Keek op de Week

Onze reporter over wat hij van de voorbije week wil onthouden

Begin deze week was ik aan het wandelen om aan mijn dagelijkse 10.000. stappen te komen. Op zoek naar een inspirerende babbel die de pijn van de gedwongen beweging wat kon verzachten, blies Spotify een Winteruur van zeven jaar geleden in mijn oor, wellicht ingegeven door de twijfel in welk seizoen we ons nu precies bevinden. Dit weekend is het dan wel zomer, in het begin van de week werd het water nog met zoveel emmers over ons uitgekeerd dat je weinig verbeelding nodig had om te geloven dat de herfst nog volop aan de gang was. Ja, ook ik was verwonderd te lezen dat de wereld de elf voorbije maanden iedere keer weer het warmterecord heeft gebroken. De uitzending van Winteruur van zeven jaar geleden die ik onverwacht te horen kreeg was die met Brigitte Kaandorp. Zo waanzinnig grappig vind ik de dame dat ik niet begrijp waarom ik niet al jaren vurig fan van haar ben. Waar zat ik met mijn verstand?

Toen Brigitte Kaandorp in 2017 te gast was bij Wim Helsen koos ze ervoor om het gedicht ‘Zwerversliefde’ van Adriaan Roland Holst voor te lezen. Misschien daarom dat Spotify me dat programma liet horen. Ik ben ook een zwerver. Dat is nog een reden waarom ik graag stap. Eigenlijk heb ik niet de gewoonte om gedichten te lezen of te beluisteren, gewoonweg omdat ik vaak de indruk heb dat dichters de dingen op zo’n manier zeggen dat je vooral niet begrijpt wat ze bedoelen. Terwijl taal voor mij net het omgekeerde beoogt. Maar  ‘Laten we zacht zijn’, een regel die in dat gedicht uit 1920 een keer of drie terugkomt, is een gedachte die alsmaar vaker door mijn hoofd waait. In dit tijdperk van een overaanbod aan opinies, lijken die meningen uitgesprokener, extremer en agressiever te worden. Terwijl we allemaal simpele stervelingen zijn die er morgen niet meer zijn. We zouden elkaar troost moeten bieden, zacht zijn voor elkaar. Brigitte Kaandorp vertelde zeven jaar geleden dat wanneer zij en haar man ruzie met elkaar hadden, hij dan zei: ‘Laten we zacht zijn, kind’, Roland Holst citerend. Ik had het de dag voordien nog tegen mijn vrouw gezegd: ‘Ik moet zachter tegen je zijn.’ Die gedachte leeft. Als ik ga wandelen, kom ik op tal van palen de sticker ‘Spread Love’ tegen. Verspreid liefde. Helaas laat de haat zich gemakkelijker verspreiden.

Heel klein van Joost, verachtelijk van het EBU

Deze week stootte ik verschillende keren op het nieuws over de ruzie tussen Drake en Kendrick Lamar. Ik ken hun namen wel, maar ik zou geen nummers kunnen noemen van beide rappers met de gigantische ego’s. Ik heb het niet zo voor rap en hiphop. Deels omdat ik er geen verstand van heb, deels omdat ik het genre met mijn beperkte kijk op de dingen associeer met vuilspuiterij, scheldtirades, hoon, smaad en onverdunde agressie. Tegelijk heb ik een zwak voor Filip Kowlier en Brihang, niet alleen trage rappers, maar jongens van bij ons die geen haat opwekken, maar liefde. Terwijl alles wat in de wereld gebeurt alsmaar meer negatieve gevoelens laat opborrelen en het positivisme, het optimisme in de kiem smoort. En intussen scoren die idioten met hun alsmaar feller oplopende ruzies. Iedereen lijkt zijn oorlog uit te vechten.

Misschien moet Joost Klein ook gaan rappen. Hij kan al hakken. En op mensen hun kop kakken. Eurosong is al jaren ferm aan het ontsporen. Wat ooit een authentieke liedjeswedstrijd was, is nu een debiele verkleedpartij geworden, waar het draait om blingbling, pats, boem en meer onnozele effecten. Enkele maanden terug liet het organiserende EBU nog weten dat de slogan ‘United by Music’, ‘Verenigd door muziek’ als leuze zou gebruikt worden bij alle toekomstige edities van de liedjeswedstrijd. En dat terwijl er nooit minder eendracht was dan tegenwoordig. Er moet nog muziek bestaan die ervoor kan zorgen dat mensen dichter bij elkaar komen, maar het gejengel dat nu nog ten gehore wordt gebracht tijdens de Europese liedjeswedstrijd heeft nog weinig met zangkunst te maken. Als de feiten zijn wat de Nederlandse tv-bonzen laten uitschijnen, dan is EBU de grote verliezer van de rel waarmee Joost Klein sowieso geschiedenis schrijft. De reputatie incasseert een heel pijnlijke deuk. Omwille van de toch wel heel dubbele moraal die ze hanteert. Ieder excuus die de instelling kan bedenken om Israël toch te laten deelnemen is hypocriet en verachtelijk. Dat de hoofdsponsor van Eurosong Israëlisch is, en dat de EBU zich daar nog niet van ontdaan heeft is een schandvlek op het hele evenement.

Dat de deelnemers het verstand niet hadden om eerder massaal uit de wedstrijd te stappen en zo Israël alleen te laten kwelen in eigen nat, was al uiterst betreurenswaardig, nu waren de zenuwen zo gespannen dat het kleine mannetje uit Nederland met zijn kinderliedje en zijn carnavalpose het nodig vond om daar ook zijn eigen oorlogje te gaan uitvechten. Als zijn misdaad niets meer was dan wat we tot nu vernamen, dat hij een dreigende beweging maakte naar een cameravrouw die hem te dicht op de huid zat op een moment dat ze niet verondersteld was te filmen, had ons inziens niet meer dan een gele kaart verdiend. Voor hem én voor haar. Of eventueel wat strafpunten. En Joostje had natuurlijk beter moeten weten. Als je graag in de kijker staat, moet je je kunnen beheersen. Er waren zoveel andere mogelijkheden om een statement te maken. Hij had zich van zijn kostuumpje kunnen ontdoen en op zijn lijfje een tekstje kunnen schrijven om te laten weten wat hij van haatzaaiende naties dacht. Hij had het tekstje van zijn nummertje kunnen aanpassen en zeggen wat Europapa diende te doen. Hij had oneindig veel mogelijkheden. Maar de spanning was te groot voor Joostje. Goed, hij is nog jong. Hij heeft nog tijd om te groeien. ‘Welkom in Europa, blijf hier tot ik doodga’, zong hij eerder deze week nog. Misschien heeft hij zich al bedacht en gaat hij het ergens elders zoeken, waar de beschaving er wel op vooruitgaat. Al kan het dat zijn kleine maniertjes tot zo’n groot succes leiden dat hij er meer baat bij heeft om zich klein te houden en hier te blijven. Ach Joostje toch.

Je moet geen ogen hebben om te zien

Nochtans geloof ik Rutger Bregman nog altijd als hij zegt dat de meeste mensen deugen. Mocht ik de tijd hebben, ik zou aan alle mensen willen vragen wie ze zijn, wat ze doen en hoe ze het doen. Omdat ik nieuwsgierig ben, maar even goed omdat ik wil gerustgesteld worden. Als ik een gesprek kan voeren met iemand die anders is, is het goed om te weten dat hij of zij ook deel uitmaakt van de samenleving. Dat we elkaar verdragen in de wereld die we delen. Dat verklaart wellicht waarom ik kan genieten van podcasts waarin mensen in hun hoofd, hart of ziel laten kijken. Zo luisterde ik in Touché bij Friedl Lesage heel geboeid naar de inzichten van Karl Meesters, de man die in ‘Niks te zien’ op VRT 1 enkele weken lang een muzikant op sleeptouw neemt om te tonen dat je ook zonder ogen kan kijken. Want Karl Meesters begon op zijn negentiende zijn gezichtsvermogen te verliezen en is inmiddels meer dan 20 jaar blind. Het kan raar klinken en misschien zal hij het niet graag horen, maar ik had bijna de indruk dat die goedogende man alleen maar mooier is geworden sinds hij niet meer ziet. Als je zoals hij gedwongen wordt om naar binnen te kijken, krijg je de kans om je innerlijke schoonheid verder op te poetsen.  Zijn relaas van hoe hij bijna het leven liet toen hij door kanker werd getroffen op het moment dat zijn moeder tijdens de lockdown eenzaam stierf, was zo ontroerend dat mijn ogen er vochtig van werden.

Soms vind je meer als je niets zoekt

Terwijl ik stap kijk ik naar de wereld met mijn gsm in aanslag. Dat helpt me om anders te kijken. Ik zie zaken waar mijn ogen anders niet op letten. Unieke ornamenten tegen een gevel, planten, bloemen of rare ramen. Mensen die grappig, boeiend of ongewoon zijn ook. Soms vind je meer als je niets zoekt. Als het niet donker is, heb ik mijn oortjes in. Om naar verhalen te luisteren of om mijn wandeling van een soundtrack te voorzien, zodat ik het gevoel heb dat ik door een filmdecor wandel. Gisteren luisterde ik nog naar het verhaal van Ann Malfeyt. Een ontwerpster die aan zee woont, in De Haan. In de zomer verhuren haar man en diens familie windschermen en strandstoelen. Ann is gefascineerd door kleuren en vormen, door typografie ook, de kunst van het vormgeven van cijfers en letters. Zelf heb ik geen verstand van ontwerpen, maar eigenlijk luister ik geboeid naar iedereen die met passie vertelt. Ann kan niets wegwerpen. Een mooie wikkel van rond de sinaasappels of een blad dat op de juiste manier is gedroogd, alles wat haar op de ene of andere manier raakt, krijgt een plekje. Eigenlijk is ze altijd op zoek naar schoonheid. Het heeft een tijdje geduurd eer ze de vruchten van haar talent durfde te etaleren, bekent ze. Daar was enige zelfverzekerdheid voor nodig. Als je gelooft in jezelf, dan moet je ook investeren in jezelf, geeft de vraagsteller haar mee.  En zelf haalt ze een quote aan van een Italiaanse designer van wie de naam haar ontgaat: Ga er nooit van uit dat mensen je gezien hebben. La fille du bord de mer, zo heet haar firma, en zo vind je haar op instagram.

Blauw is haar favoriete kleur zegt ze. Ik kijk omhoog en spreek haar niet tegen. Voor het eerst in lang is er een stralende zon en een staalblauwe hemel. Hoogblauw. Alsof de smurfen hun mutsen hebben uitgetrokken en allemaal tegen elkaar gepakt in de lucht hangen. De wereld is mooier als de hemel blauw is. Het groen is mooier als het tegen het hemelsblauw afsteekt, het baksteenrood is kleurrijker en zelfs het muisgrijs lijkt plots echt een kleur. In ‘Challengers’ lopen enkele van de personages een blauwtje. Zou het daarom zijn dat ik het zo’n fantastische film vind?

Je wordt geboren met een supertalent en bijgevolg zou je mijns inziens dankbaar moeten zijn dat je de natuur je zo begenadigd heeft.

Jawel, ‘Challengers’ is fantastisch. En dat zeg ik zonder dat ik met het fenomeen Zendaya bekend ben. Raakten mijn dochters destijds niet uitgepraat over ‘Euphoria’, zelf was ik door de hectische beeldtaal na vijf minuten gevloerd. Het voelde aan alsof iedere scène was opgebouwd uit shots die je via de ogen innam. Maar in ‘Challengers’ is Zendaya op een andere manier bedwelmend. Ze moet doorgaan voor een bloedmooi tennistalent. Het doet inderdaad geen pijn om naar haar te kijken. Al vlug maken we kennis met twee jonge mannelijke tennistalenten die meer willen dan kijken alleen.

Net zoals ik vaak mijn bedenkingen heb bij de grillen en de kapsones van filmsterren, heb ik die ook bij de maniertjes van sportvedetten. Je wordt geboren met een supertalent en bijgevolg zou je mijns inziens dankbaar moeten zijn dat je de natuur je zo begenadigd heeft. Eigenlijk zou je gratis en voor niets moeten schitteren. Maar ‘Challengers’ verschaft me naast heel veel spanning en kijkplezier een nieuw inzicht. Talent en schoonheid blijken soms zwaar om dragen. Je moet weten om te gaan met wat de natuur je heeft gegeven. Ik zou veel meer kunnen zeggen over de nieuwste van Luca Guadagnino, die eerder furore maakte met ‘Call me by your name’, de film die de carrière van Timothy Chalamet lanceerde (momenteel ook nog samen met Zendaya ook te zien in ‘Dune 2’), maar hoe minder je ervan weet, hoe meer je zult kunnen genieten van deze sublieme erotische tennisthriller.

De dag nadien ging ik weer naar een film kijken. ‘This is your moment’ van Lieven Corthouts, een Belgische documentairemaker die in zijn volwassen leven al vaker in Afrika heeft vertoefd dan in eigen land. Jaren geleden maakte hij een indrukwekkende prent over ‘Kukuma’, een vluchtelingenkamp in Ethiopië waar hij twee jaar verbleef om zijn film in te blikken. Aan zijn nieuwste heeft hij zes jaar gewerkt. Zes jaar waarin hij Biniam Girmay heeft gevolgd. Toen Lieven Corthouts voor het eerst Girmay voor zijn lens kreeg, had hij niet kunnen en durven denken dat de Eritrese wielerrenner ooit de eerste Afrikaan zou worden die een klassieker en een rit in de Giro zou winnen. De regisseur woonde de vertoning bij in de Kortrijkse Budascoop. Hij was in het gezeldschap van iemand van de staf van de Wanty-ploeg waar Girmay tegenwoordig voor uitkomt. De man verzekerde ons dat Girmay geen zware letsels had overgehouden aan de twee valpartijen die hem diezelfde dag tot opgave in de Giro had gedwongen. Eritrea blijkt een land te zijn dat helemaal wielergek is. Blijkt dat het een Italiaanse kolonie is. De Azurri hebben er de bevolking met de liefde voor de fiets besmet. Girmay heeft dus talent. Maar talent, zo blijkt ook uit deze film, is een ruwe diamant die geslepen dient te worden, wil je uitblinken. En dat slijpwerk is intensief, lastig en uitputtend. We zien Girmay lijden. Niet alleen door de inspanningen en de pijn die de slijpschijf verricht. Want ver van huis, ver van zijn cultuur en ver van zijn geliefde en zijn kind, blijkt de eenzaamheid aan het hem te knagen met de gretigheid van een bever. Erkenning en bewondering kunnen daar niet tegenop. Hopelijk is hij er snel weer bovenop.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier