Kunstenaar Rinus Van de Velde: “Ik kan me nergens beter opladen dan in mijn atelier”

Zelf zegt de beminnelijke en grappige kunstenaar dat hij zelden of nooit zijn Antwerps atelier verlaat. Hij speelt er de hoofdrol in zijn dagdromen die hij er tot veel bejubelde kunst bewerkt. Zijn gigantische houtskooltekeningen, net als de kleinere potlood- en oliepasteltekeningen die erop volgden, altijd met levensbeschouwelijke en vaak humoristische teksten eronder, zijn het resultaat van decors die hij optrekt en vervolgens fotografeert, om die foto’s dan weer te tekenen. Met de jaren volgden er ook speelse, veelkleurige keramiek en films die het midden houden tussen de wereld van Wallace & Gromit en die van Wes Anderson. Donderdag opent A Life in a Day, zijn zevende expo in de Tim Van Laere Gallery, waar hij naar goeie gewoonte zijn nieuw werk voorstelt.

Rinus Van de Velde: “Het maakt gewoon niet uit waar ik ben: mijn werk gaat over hoe je door te dagdromen en door de verbeelding de wereld bereist.” (foto Pieter Clicteur)

“Ik heb mijn tijd nooit opgedeeld in vakantie en geen vakantie. Ik heb gewoon ‘dagen’. Als vakantie vrije tijd is, wat is het tegendeel dan? Dat klinkt dan plots heel beladen. Maar natuurlijk, het krijgen van kinderen dwingt je toch in een soort regelmaat. Dan zijn er wel weken en weekends. In de weekends zijn de jongens niet naar school (Rinus is vader van een zevenjarige tweeling, red.). En vakantie kan je definiëren als de tijd dat ze hier zijn en dat ze moeten beziggehouden worden. Want ze zijn nog klein en je moet je leven daar op de ene of andere manier op afstemmen. Ik vind dat niet erg, maar het is wel een vaststelling dat je met de komst van de kinderen een aantal gewoontes helemaal moet omdenken. Voor mezelf hoef ik niet per se op reis in de vakantie, ik ben nooit een reiziger geweest. Dat is zoiets dat heel clichématig bij vakantie hoort. Dan worden zogezegd de batterijen opgeladen. Alsof je een batterij bent die leegloopt. Terwijl ik denk: als je gsm of je elektrische wagen opgeladen worden, dan gebeurt er niet veel interessants. Het interessante gebeurt als je ermee belt of rondrijdt. Wat gaat er dan op die vakantie gebeuren als je daar in je strandstoel ligt op te laden? Wellicht lig je er te lezen. Want op vakantie moet je ineens zes boeken lezen. Terwijl je die na de werkuren had kunnen lezen. Maar goed, het is niet omdat ik zelf niet graag reis, dat ik die levenshouding wil doorgeven aan mijn kinderen. Ik wil niemand iets opleggen. Misschien worden zij later wereldreizigers. Dat zou supercool zijn. Dat zij dan zeggen: Onze pa, die wou nooit de grens over. Ik hoopte destijds dat ze graag zouden tekenen. Ze hebben hier alles om zich uit te leven met potloden en papier, maar ze hebben een hekel aan tekenen (lacht).

(foto’s Pieter Clicteur)
Ik ben de minst rock ‘n roll-achtige figuur die je kunt bedenken

Wat niet is, kan nog komen. De ene schiet vroeger wakker dan de andere.
“Ja, en soms heeft dat niets met jou te maken als vader, maar is er een andere vonk die je in vuur en vlam zet. Bij mij was dat die film van Julian Schnabel over Jean-Michel Basquiat. Ik was gewoon als zestienjarige aan het zappen en ineens stootte ik op die film en zag ik die acteur die Basquiat speelt (Jeffrey Wright, red.) als een wildeman met verf tekeergaan. Ik dacht: ah, dat mag ook zoiets? Mijn ouders waren met andere dingen bezig. We gingen wel naar Firenze naar het Uffizi, maar niet naar musea voor hedendaagse kunst. Ik kan alleen maar hopen dat mijn jongens op een bepaald moment in hun leven (knipt met zijn vingers) ook zo’n ervaring zullen hebben waardoor ze iets vinden dat hen boeit. Ik heb dat toen gevonden. Ik ben tekenaar geworden. Het is mijn manier om de dag zinvol door te brengen.”

Maar heb je er dan nooit behoefte aan om even aan je atelier te ontsnappen?
“Het vreemde is dat ik het meeste energie put uit hier te zijn. Dat is wat mij rust brengt. Er zijn veel mensen wiens job hen zoveel stress bezorgt dat ze een uitlaatklep nodig hebben. Terwijl dat tekenen voor mij een zeker meditatief proces is. Ik zit hier soms uren en uren voor een wit blad streepjes te trekken tot die tekening uiteindelijk verschijnt en dan denk ik na over hoe ze in mijn verhaal past. Ik heb heel veel ruimte om mijn geest te laten afdwalen en om te dagdromen en zo. Als dat tekenen zou wegvallen, zou ik niet goed weten wat te doen. Ik vrees dat ik in een soort leegte zou terechtkomen. Mijn vingernagels zijn altijd vuil van het tekenen. Als ik op reis ga en bijvoorbeeld ga zwemmen in zee, dan ben ik na een aantal dagen weer helemaal proper en voel ik dat het weer tijd is om terug naar het atelier te gaan (lacht). Ik heb heel lang alleen grootformaattekeningen gemaakt, houtskooltekeningen gebaseerd op de decors die we maakten… En ik ben in het klein beginnen te tekenen met kleurpotlood, zodat ik ook op verplaatsing de rust kon vinden die ik in mijn atelier ervaar. Ik moet niet op reis gaan om geïnspireerd te geraken. Ik ben ooit naar Hawaï geweest om er een tentoonstelling te maken. Ze hadden er geen budget voor het transport van mijn werk. Ze stelden voor om ter plekke papier te kopen zodat ik daar mijn werk kon maken. Natuurlijk was ik gefascineerd door die prachtige natuur. Maar na twee weken bleek dat ik een tentoonstelling had gemaakt die niets te maken had met Hawaï. Geen zonsondergangen of palmbomen. Toen kwam ik tot het besef dat ik er totaal niet had rondgekeken en me helemaal niet op de omgeving had geïnspireerd. Het maakt gewoon niet uit waar ik ben: mijn werk gaat over hoe je door te dagdromen en door de verbeelding de wereld bereist. Eigenlijk maak ik wat ik maak door net niet op die plekken te komen. Ik moet bijvoorbeeld volgend jaar naar Seoul reizen en ik zie daar heel erg tegenop. Ik kijk er wel enorm naar uit om er een tentoonstelling te maken en ik ben benieuwd hoe dat museum er zal uitzien en hoe ik mijn werk daar zal kunnen plaatsen. Maar daar naartoe gaan, dat interesseert me echt niet. Ik ben er een jaar of tien geleden eens geweest en het enige dat ik er nog van weet is dat ik daar iets gegeten heb en dat ik op de vijftiende verdieping van het hotel waar ik verbleef een tekening zat te maken. Dus qua herinneringen valt dat ook dik tegen, vind ik. Daarvoor moet je niet zo’n reis maken.”

Je hebt wel opvallend veel gereisd voor iemand die niet graag reist.
“Ja, ik weet het. Soms kan je er niet onderuit. Al begin ik me meer en meer af te vragen of dat allemaal zo nodig is. Ik had een tentoonstelling in China en in plaats van zelf te gaan heb ik mijn assistent gestuurd met een masker op (het masker met het gezicht van Rinus was eerder te zien in een tentoonstelling en in zijn tweede film, red.). Het is niet dat ik daar iets gemist heb. Had ik werkelijk naar Shanghai moeten vliegen om daar een tentoonstelling te installeren en een vernissage bij te wonen? Dat kan je met een zoomverbinding ook. Het is niet dat er op zulke momenten banden voor het leven worden gesmeed. Blijkt dat er echt een klik is tijdens de online-besprekingen, kunnen we nog altijd eens afspreken of bellen.”

Toen je als jonge kerel droomde van een leven als kunstenaar, had je daar een heel romantisch beeld van. Heb je nu het gevoel dat je een droomleven leidt?
“Nee, de realiteit is nooit zoals in een droom. Ik leid nu inderdaad mijn leven als kunstenaar en ik ben daar blij mee, omdat ik, zoals ik eerder zei, elke dag weer het gevoel heb dat ik iets zinvols aan het doen ben. Maar romantisch is dat niet. En het komt ook niet overeen met het beeld dat mensen ervan hebben. Ik lees nog altijd graag biografieën van andere kunstenaars, ook al weet ik dat die heel geconstrueerd zijn en fictief. In mijn werk beeld ik me nog altijd in dat ik iemand anders ben. Alles is natuurlijk begonnen met Basquiat. Die figuur was pure rock ‘n roll. Zelf ben ik de minst rock ‘n roll-achtige figuur die je kunt bedenken. Dat is geen gemis, maar er is wel een blijvend verlangen om iemand zoals hij te zijn. Gelukkig heb ik op een gegeven moment beseft dat ik het verlangen om iemand anders te zijn in mijn werk kan verbeelden. Ik vind bijvoorbeeld ook het werk van Alice Neel heel goed. Ze is intussen overleden, maar ze schilderde gewoon portretten van vrienden. Ik heb ook momenten dat ik haar zou willen zijn. Dan wil ik hier alles buiten smijten en een goeie stoel kopen waarop ik dag na dag een vriend kan laten plaatsnemen van wie ik dan een portret maak. Meestal heb ik dat soort gedachten als we net een film hebben afgewerkt. Dan wil ik terug naar de eenvoud. Maar tegelijkertijd weet ik: ik kan dat nooit, want ik ben Alice Neel niet, ik ben Rinus en ik kan alleen mijn werk maken. Maar ter compensatie schilder ik dan drie weken portretten van mijn vrienden, bouw er een decor rond en maak een foto van dat hele decor met al die portretten, en daar maak ik dan een tekening van. En dan heb ik drie weken lang een beetje gedaan alsof, heb ik me proberen in te leven hoe zo’n leven zou zijn, en dan is dat verlangen gestild.”

Het is niet de bedoeling om zoals Wes Anderson Hollywood-producties te gaan draaien

Voor de zevende keer stel je met een tweejaarlijkse expo nieuw werk voor bij je vaste galeriehouder Tim Van Laere. Leg je jezelf die regelmaat op? En presenteer je dan iedere keer een nieuwigheid?
“Dat is eigenlijk vanzelf gekomen, toen er na een eerste expo een tweede kwam en vervolgens een derde. Die regelmaat vind ik wel leuk. De vernieuwingsdrang komt ook vanzelf. Je kan zo’n verandering niet forceren. Maar er zit in mijn nieuw werk ook veel dat er eerder al in zat. Zoals het verbeelden dat je iemand anders bent. Ik stel onder meer mijn derde film voor, dit keer over een schilder die naar buiten gaat om te schilderen, want dat is ook zo’n droombeeld van me, iemand die reist en probeert de werkelijkheid op zijn doek te krijgen. Dat staat zover af van mijn eigen praktijk en daarom is die fantasie heel prikkelend voor me. In heel veel van de tekeningen die ik voorstel, doe ik alsof ik een pleinairist (een schilder die naar buiten gaat om er het licht en de kleuren te vangen, red.) ben, maar ik heb die hier gemaakt en ben nooit in de natuur geweest. Er is ook een film waarin je een dag uit het leven van die pleinairist te zien krijgt. Keer op keer beleeft hij dezelfde dag, een beetje zoals in de film Groundhog Day. Alle opnames gebeurden weer binnen, in mijn ander atelier, in Wilrijk. Die levensgrote trein (die eerder in Bozar te zien was en in Voorlinden in Wassenaar, red.) is het laatste grote sculptuur dat we er gemaakt hebben. Dat atelier werd intussen verkocht. Toen ik een nieuw atelier moest kopen, was de vraag: wil je iets van 5000 m² of van 500m²? Hoe groot wil je worden? Eigenlijk wil ik gewoon beelden uit mijn verbeelding opwekken. En die decors kunnen even goed in het klein. Het is niet de bedoeling om zoals Wes Anderson Hollywood-producties te gaan draaien. Anderson zet ook telkens een universum neer dat hij zelf gemaakt heeft, een wereld waarin de dingen echt lijken, maar niet echt zijn. Alleen doet hij dat met een ploeg van 200 man, terwijl het ook veel kleiner kan. Dat zal dan allemaal wel wat minder perfect zijn, maar soms kan een mislukking ook mooi zijn. En dus opteer ik voor maquettes, kleine versies van het object dat ik in beeld wil brengen. Ik heb geprobeerd om daar kleinere figuren in te laten bewegen. Ik heb zo een marionet van mezelf laten maken.”

Die ziet er beter en zeker minder akelig uit dan het masker dat je voor je vorige film van jezelf liet maken.
“Omdat hij nog nieuw is. Die gaat ook nog wel vuil en versleten geraken. Of ik ga er zelf akeliger uitzien met ouder worden, waardoor die pop er vanzelf beter gaat uitzien dan ik (lacht).”

Rinus Van de Velde

– Rinus Van de Velde woont en werkt in Antwerpen.
– Hij werd geboren in Leuven in 1983.
– In 2006 studeerde hij af in de beeldhouwkunst aan Sint-Lucas Antwerpen.
– Hij maakte naam met zijn monumentale houtskooltekeningen, maar met zijn kleurpotlood- en oliepasteltekeningen, zijn keramieken, sculpturen, installaties, foto’s en films groeide hij de laatste jaren meer en meer uit tot een totaalkunstenaar.
– Tal van befaamde musea hebben werk van hem in hun collectie.

De zomertip van Rinus

“Het is een cliché dat je in eigen tuin ook vakantie kunt hebben. Als je een tuin hebt, ga in je tuin zitten en lees er De Wandeling van Robert Walser. Dat gaat over een man die naar buiten gaat en gaat wandelen. Om te reizen hoef je niet ver te gaan. Robert Walser is een wandelaar. En hij beschrijft in ongelooflijk knappe korte verhalen wat er rondom hem te zien is. Dat kan je even goed hier doen. Zelfs in een tuin van drie op vier meter kan je ongelooflijke dingen zien. Daar ben ik van overtuigd. En dingen die je bijna niet kunt snappen, die zo surreëel dat je niet verstaat dat ze er groeien. Laat dat misschien mijn tip zijn. Dat je in je tuin een boek leest van een man die helemaal niet ver op reis gaat en je meeneemt in een verheerlijking van de natuur die je omringt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier