Elise Mertens is de nieuwe nummer één van het Belgische vrouwentennis: “Geen dure auto voor mij”

Haar uitroepen tot de nieuwe Kim Clijsters zou voorbarig zijn. De sprong die Elise Mertens het voorbije jaar maakte, is wél opmerkelijk. De net 22-jarige Limburgse won haar eerste WTA-tornooi en klom op de ranking van 120 naar 35. Ze is zo de nieuwe nummer één van het Belgische vrouwentennis. Maar dat noopt haar niet tot sterrenallures.

Of haar leven fel veranderd is het voorbije jaar? Neen, zegt ze. “Ik denk hetzelfde, ik doe hetzelfde. Natuurlijk: meer mensen kennen je, en volgen je. Ik vind het best leuk als iemand om een selfie vraagt. Maar ik zit er niet op te wachten. Ik ben een rustig type, geen tafelspringer. Uitgaan is niets voor mij. Als ik even vakantie heb, kan ik vooral genieten van thuis zijn, en spelen met mijn honden. Je zal mij niet zien met een dure auto. Toen ik mijn eerste WTA-tornooi won, heb ik mezelf enkele regenboogvogeltjes gekocht.” Dat is Elise Mertens ten voeten uit. Op de court straalt ze een gezonde portie zelfvertrouwen uit, naast de court is ze een tikje timide, weinig belust op aandacht.

We hebben afspraak in de Kim Clijsters Academy in Bree, waar ze traint als ze thuis is. Mertens woont vlakbij, in Hamont, bij haar ouders. Ze was amper drie toen ze haar eerste balletje sloeg. “Mijn zus Lauren, die zes jaar ouder is, speelde tennis. Ik wou in haar voetsporen treden. Zij is afgehaakt omdat ze piloot wou worden. Ze is dat ook, voor KLM. Ik heb doorgezet.” De weg was niet altijd makkelijk. Op de VTV-school in Antwerpen werd ze afgewezen wegens niet goed genoeg. Ze was amper dertien. Mertens liet de moed niet zakken. Ze waagde de sprong naar Parijs, naar de befaamde tennisschool van Patrick Mouratoglou. “Ik heb vele stappen gezet. Ik heb op internaat in Hasselt gezeten, in Antwerpen, terug in Bree, in Parijs, daarna nog drie maanden in Florida. Niet alles was rozengeur en maneschijn. Maar al die ervaringen hebben mij gevormd tot wie ik ben.”

Heb jij tijd gehad om te puberen?

(lacht) Neen. Ik was altijd redelijk braaf. (denkt na) Ja, ik heb mijn secundair diploma niet gehaald. Maar dat bleek gewoon niet te combineren. Dat heeft niets te maken met puberen. Mijn papa was maker van kerkmeubelen. Hij heeft hard gewerkt. Als je iets wil, moet je ervoor gaan, leerde hij mij. Dat heb ik ook gedaan. Ik heb niet het gevoel dat ik een normale jeugd mis. Zelfs op een vrije dag ga ik liefst enkele uren trainen. Mijn coach moet me vaak intomen. Maar ik denk dat dat een goede eigenschap is. Ik kan later nog genoeg feesten.

Je coach is ook je vriend, Robbe Ceyssens. Hoe lukt dat?

Goed. Voorlopig toch. (lacht) We zijn nu 2,5 jaar een koppel. Anderhalf jaar geleden hebben we besloten om ook professioneel samen te werken. We voelen elkaar goed aan. Ja, we hebben al eens woorden. Hij heeft zijn visie, ik de mijne. En dat kan al eens botsen. Elk koppel heeft dat, zeker? Maar ik vind het leuk dat we dit samen kunnen doen. Tennis is al zo individueel. Voor mij is het belangrijk dat hij erbij is. Net als mijn ouders trouwens. Zij zijn met pensioen en komen vaak kijken. Ik wil winst en verlies kunnen delen met mensen. Tennis is voor zeventig procent een mentale sport. Als je met frustraties zit, moet je kunnen praten. Je mag niets opkroppen.

Wat zou jij zonder tennis geworden zijn?

Wellicht zou ik iets met dieren doen. Dat is mijn tweede passie. Ik heb thuis honden, vogels, fazanten, kippen, noem maar op. Gelukkig zien mama en papa ook graag dieren. Ik ben zelden thuis, dus zij moeten die verzorgen. (lacht)

“Ik had die grote sprong niet verwacht. Maar ik ben niet met verstomming geslagen.”

 

Is ook reizen geen passie?

Jawel. Helaas hebben we weinig tijd om een land te ontdekken. Een tornooi is heel intensief. En als je verliest, wacht een ander tornooi in een ander land. Ik probeer wel af en toe een dag uit te trekken om iets te bezoeken. Zo heb ik dit jaar de Chinese Muur gezien. Prachtig.

Ik kan me voorstellen dat een tennisser die vaak onderweg is, in een cocon leeft.

(knikt) Ik weet weinig af van het nieuws. Afleiding is niet goed. Je moet je focus houden op tennis. Ik lees zelden een krant. Of het zou moeten zijn om kruiswoordraadsels in te vullen. Ik kijk wel elke avond naar Thuis, waar ik ook ben. Dat is mijn ontspanning.

Heb je de onthullingen over seksuele intimidatie in de sport gevolgd?

Ja, dat wel. Ik schrok ervan. Ik ben blij dat er mensen zijn die hun verhaal durven vertellen. Ik kan me voorstellen dat dat moeilijk moet zijn. Ik heb nog niets meegemaakt in die zin. Ik heb natuurlijk altijd mijn vriend of mijn ouders bij mij. Wat ik wel vaak meemaak, zijn haatberichten als ik verlies. Die komen steevast van mensen die gegokt hebben op mijn wedstrijden.

Hoe ga je daarmee om?

Je schrikt wel even in het begin. Dat zijn vaak echt harde berichten. Maar ik trek me dat weinig aan. Ik denk dat elke speelster dat wel krijgt. Ik kan er ook niet aan doen dat die mensen gokken op mijn wedstrijden. Ik probeer altijd te winnen. Tennis is mijn passie. Triest dat sommigen dan denken dat wedstrijden verkocht worden.

Het voorbije seizoen was je grote doorbraak. Hoe kijk je terug?

Ik had die grote sprong nog niet verwacht. Maar ik ben ook niet met verstomming geslagen. Ik weet wat ik kan, ik geloof in mezelf, en ik werk keihard. Ik weet ook dat ik nog progressie kan maken. Op alle vlakken.

Wat is het grootste verschil tussen nummer 35 zijn van de wereld en nummer 120?

Je krijgt in de eerste plaats toegang tot alle grote tornooien. Je wordt ook meer in de watten gelegd. Op ITF-tornooien moet je alles zelfs betalen. Dat is op WTA-tornooien vaak anders. Dat zorgt ervoor dat ik minder kosten heb. Ik besef goed dat mijn ouders veel hebben moeten investeren in mij. Tennis blijft een dure sport. Je moet je vlucht zelf betalen, je coach, in het begin ook je hotel. Ik kan nu eindelijk op mijn eigen benen staan. Maar dat besef maakt ook dat ik de waarde van geld goed ken. Ik weet wat mijn ouders hebben moeten doen voor mij. Je moet van mij geen zotte uitspattingen verwachten.

“Tennis is mijn passie. Triest dat sommigen denken dat wedstrijden verkocht worden.”

Is je status op het circuit veranderd?

Ja, dat ook. Als je een WTA-tornooi wint, gaan andere speelsters op zoek naar je. Ze willen weten wie je bent, hoe je speelt. Je voelt dat. Iedereen kent mij nu, zelfs Simona Halep, de nummer één. Dat zal vorig jaar niet het geval geweest zijn.

Wat wordt volgend seizoen de grootste uitdaging?

Ik wil bewijzen dat dit jaar geen toevalstreffer was. Ik wil dus minstens even goed doen, en als het even kan, van die drie een twee maken. Dat lijkt me realistisch. Ik weet dat er nu druk op mijn schouders ligt. Ik heb punten te verdedigen, te beginnen in Hobart in januari. Maar ik heb op mentaal vlak grote stappen gezet. Ik kan beter omgaan met een nederlaag. Met dank aan mijn papa. Ik denk dat hij zichzelf wat herkent in mij. Hij heeft mij geleerd hoe ik volwassen moet worden.

Als je één iets mag winnen, wat kies je dan?

Roland Garros. Dat is een mooie Grand Slam, dicht bij huis, met veel Belgische supporters. Ik vind het geweldig te voelen dat mijn land achter mij staat. Je voelt dat ook in de Fed Cup. Ik ben fier dat we opnieuw naar de eerste Wereldgroep gepromoveerd zijn. Als ik niet geblesseerd raak, kan Dominique (Monami, de coach, red) zeker op mij rekenen. Ik hou van de teamspirit. En wie weet wat allemaal mogelijk is. Wat de heren kunnen, moeten wij ook kunnen.

Het sportrapport van Elise Mertens

Als kind was mijn idool …

Kim Clijsters. Om hoe ze speelde, maar ook om wie ze was naast het terrein. Ik hield van haar eerlijke interviews.

Vandaag heb ik grote bewondering voor …

Voor wielrenners. Die afstanden die zij moeten afleggen, lijken mij onmenselijk. Uit de tenniswereld zeg ik Rafael Nadal.

Mijn mooiste sportmoment?

Het WTA-tornooi van Hobart winnen en nadien de top-100 induiken.

Mijn grootste ontgoocheling?

De Australian Open moeten missen begin dit jaar. Je laat een Grand Slam niet graag liggen.

(foto photo news)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier