Vacation concept at the pastel colored streets.

Op zoek naar de échte sterren van de Azurenkust

Jazeker. De Côte d’ Azur heeft nog steeds het imago als dé vakantiebestemming van de jetset en al diegenen die over een dikke portemonnee beschikken. Maar de regio aan de azuurblauwe zee heeft ook nog een andere kant. Wij gingen op zoek naar de savoir-vivre van Le Midi in Cannes, Nice en Antibes.

Door Peter Van Oyen

Cannes is wereldberoemd omwille van haar filmfestival en daarbij horende glamour en glitter. Flaneren over de Croisette, de beroemde strandboulevard met zijn palmbomen en peperdure art-decohotels, hoort natuurlijk bij een bezoek aan deze mondaine stad. Maar Cannes is veel meer dan blitse bolides en beautiful people. Op een paar stappen van de Croisette en de oude haven, vind je de overdekte Marché Forville, waar de lokale bevolking komt winkelen. Al het lekkers van de Azurenkust ligt hier uitgestald. Een ideale plek dus om lokale specialiteiten, zoals beignets van courgettebloemen of socca (een pannenkoekje gemaakt van kikkererwten dat met peper wordt bestrooid, red.) te proeven.

Het intieme en vredige hart van Le Vieux Cannes bevindt zich in Suquet, de charmante wijk op een heuvel boven de oude haven. We klimmen dapper door een doolhof van hellende straatjes en pittoreske steegjes die zo weggeplukt lijken uit een traditioneel Provençaals bergdorp. Boven op de heuvel ligt een Middeleeuws fortje (Musée de la Castre), waar het panorama op de mondaine badstad in vol ornaat ligt uitgespreid. We kijken uit over de oude haven, de Croisette en de zandstranden van Golfe de La Napoule. In de verte zien we de twee Îles de Lérins (Sainte-Marguerite en Saint-Honorat) schitteren in de zon.

In de oude haven nemen we een rubberboot die ons op een kwartiertje naar deze eilanden brengt. Hier proef je tussen de pijnboombosjes en kleine strandjes van een zalige rust die je niet meteen associeert met de mondaine filmstad. Op enkele meters van de kust van Sainte Marguerite ligt een onderwatermuseum, het L’Ecomusée Subaquatique. In een met boeien afgebakend gebied kan je al snorkelend met duikersbril op zoek gaan naar zes monumentale kunstwerken van de Britse beeldhouwer Jason DeCaires Taylor. Op enkele tientallen meters van het onderwatermuseum ligt het kleine eilandje Saint-Honorat, dat al eeuwen privé-eigendom is van een Cisterciënzerklooster. De monniken laten bezoek toe, op voorwaarde dat je de rust niet verstoort. De adembenemende locatie en de wijngaarden – al eeuwen wordt hier uitstekende wijn geproduceerd – doen je meteen dromen van hogere sferen.

Nissa la bella

Net zoals Cannes heeft Nice twee gezichten. Ook hier heb je een mondain gedeelte voor de beau monde en een charmante, oude stad waar locals thuis zijn. Maar daar houdt de gelijkenis mee op. Nice is veel groter en heeft met haar mengeling van diverse culturen en Italiaanse roots een totaal andere sfeer.

De typische toerist in Nice is een flaneur: minder gebrand op het afvinken van must-sees, maar meer geneigd om op te gaan in het stadsgewoel en te proeven van het goede leven. Een anderhalve eeuw geleden verbaasden Engelse aristocraten zich hier over het zachte klimaat en de felblauwe lucht in de lente. Overwinteren in Nice werd bon ton. Special voor deze gefortuneerde Britten werd langs de kustlijn de beroemde boulevard gebouwd, die toepasselijk ‘Promenade des Anglais’ werd gedoopt. Langs de Promenade kwamen er protserige hotels, die tot op de dag van vandaag vooral de pleisterplaats zijn van the rich and the famous. De hedendaagse beau monde schuift vandaag langs de boulevard aan in blitse sportwagens en cabrio’s.

Oude vissershuisjes

Meer landinwaarts getuigt ook de chique stadswijk Cimiez van de bouwhausse in de belle-époqueperiode. De boulevards en zijstraten op deze heuvel zijn afgeboord met kasten van oude villa’s. Hier vind je ook de musea van de artiesten die bekoord werden door het licht en het savoir-vivre van Nice. Zo is het Musée Marc Chagall een eerbetoon aan deze ingeweken Russische artiest, die fascinerende schilderijen en glas-in-loodramen in felle kleuren maakte met de bijbel als inspiratie.

Ondanks al die glitter en glamour heeft Nice in het oudste stadsdeel zijn echte authentieke Provençaalse cachet ten volle bewaard. Le Vieux Nice bereik je het vlotst via de Quai des Etats-Unis, het verlengde van de Promenade des Anglais. Deze Quai bestaat uit een lange rij oude vissershuisjes, met zowaar een soort promenade op de lage daken waar eertijds het elitaire volk op voorbij schreed. De visserswoningen zijn er nog steeds, maar opgeknapt en omgevormd tot kunstgalerijen of horeca-etablissementen.

Achter de Quai, met zijn arcaden die een uitkijk op de Middellandse zee bieden, kom je terecht op de Cours Saleya, de kleurrijke bloemen- en groentenmarkt en de eigenlijke poort tot de oude stad. Plots verdwaal je in een charmant kluwen van nauwe straatjes met okerkleurige huizen waar de was drie hoog hangt de drogen. De sfeer die in Le Vieux Nice hangt, is onmiskenbaar Italiaans, wat niet verwonderlijk is aangezien Nice tot 1861 tot Italië behoorde. De stadshymne Nissa la bella en het plaatselijke dialect Niçard, dat het midden houdt tussen Frans en Italiaans, verwijzen ook naar deze Italiaanse roots.

(foto Getty)

Antibes

Tot slot houden we halt bij het liefelijke stadje Antibes, ook al geliefd bij de groten der aarde. De strategische ligging tussen Cannes en Nice heeft hier zeker iets mee te maken, maar ook de prachtige natuur van de aangrenzende Cap d’Antibes speelt mee. Deze in zee uitstekende rots kan prat gaan op een mooie kustlijn, met zijn azuurblauwe zee en zijn kleine, rotsachtige strandjes met palmen en dennenbomen. Discreet verscholen in het groen liggen de luxevilla’s van de filmsterren en de Franse elite. Celebrities kunnen zich hier ook in alle discretie terugtrekken in de parkachtige tuinen van palacehotels zoals Grand Hôtel du Cap-Eden-Roc. Reken er maar niet op om een selfie te maken met een hier verblijvende filmster. Het hotelpersoneel is erop getraind om nieuwsgierigen en paparazzi op afstand te houden. Gewone stervelingen kunnen wel een spectaculaire wandeling maken rond de Kaap. Le Sentier de Tire-Poil (startpunt aan Plage de Garoupe) is zo’n 5 kilometer lang en biedt prachtige uitzichten over de azuurblauwe zee. Onderweg ontdek je talrijke baaitjes, die uitnodigen tot een frisse duik.

Wij wandelen over de Promenade Amiral de Grasse, met prachtige uitzichten over de zee, de oude stad en Château Grimaldi, tot aan de deels ommuurde haven. Ooit lagen hier oorlogsbodems. Vandaag is de oude haven vooral een aanlegplaats voor luxejachten. De binnenstad is met zijn steegjes, trapjes en oeroude gebouwen erg pittoresk. Op de Cours Masséna, ooit een Romeinse nederzetting, loopt dagelijks de Marché Provencal, waar je allerlei lekkers uit de streek kunt proeven. Maar wij lopen nog even binnen in Château Grimaldi, dat vooral bekend is voor zijn Musée Picasso. De beroemde schilder mocht kort na de Tweede Wereldoorlog dit kasteeltje gebruiken als atelier. Als dank schonk hij de schilderijen en tekeningen aan de stad, op voorwaarde dat ze daar permanent tentoongesteld zouden worden. Zo kreeg de oudste stad van de Azurenkust het allereerste museum gewijd aan de Spaanse grootmeester.

Praktisch

Wij maakten deze reis op uitnodiging van Charleroi Airport, Volotea en de Comité Régional du Tourisme Côte d’Azur.

De regio: cotedazurfrance.fr

De reis: twee keer per week kan je met Volotea vanuit Charleroi Airport naar Nice vliegen: www.volotea.com en www.brussels-charleroi-airport.com.

Uit eten gaan aan de Azurenkust is net zo divers als de bestemming zelf. Jetsetadresjes zijn La Mome in Cannes (www.lamomecannes.com) en de rooftopbar Bocca Nissa in Nice (www.boccanissa.com). Wie liever de authentieke keuken wil proeven, moet in Nice op zoek gaan naar bistro’s die het label Cuisine Nissarde meekregen, zoals het typische eethuisje Lu Fran Calin (www.lu-francalin.fr). In Antibes aten we samen met de locals typische streekgerechten onder de bomen in Le Safranier.

Onze tip: In Antibes, goed verstopt in een kelder aan de Cours Masséna, vind je Le Bar à Absinth in Antibes. Het beruchte groene drankje drinken is een ware gebeurtenis. Je krijgt een bodempje in je glas. Vervolgens leg je een klontje suiker op een lepel boven je glas. Met een kleine waterfonteintje laat je ijswater druppelen op de suiker en in het glas, tot de suiker verdwenen is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier