Op zoek naar geluk met Stephanie Coorevits. Experiment 2: adrenaline

De komende weken gaat onze gastredactrice en geboren pessimist Stephanie Coorevits op zoek naar geluk. Dat doet ze aan de hand van verschillende leuke experimenten. Vandaag experiment nummer 2: adrenaline!

Door Stephanie Coorevits

Sleur is de gids op de weg naar een ongelukkig leven. Het zou een veelgebruikt spreekwoord kunnen zijn maar dat is het niet. Ik weet zelf niet waarom want het is nochtans een waarheid als een koe (en dat wordt dan weer wel gebruikt, dat snap je toch niet?) Een beetje eentonigheid valt natuurlijk niet te vermijden en kan in bepaalde sitaties ook wel voor een veilig gevoel zorgen -zelf vind ik het bijvoorbeeld heel geruststellend om te weten dat ik minstens één keer per week pasta zal eten- maar te veel sleur maakt ons ongelukkig. Omdat deze rubriek er volledig op gericht is ons persoonlijk geluk te maximaliseren, ga ik op zoek naar manieren om eentonigheid in het dagelijkse bestaan tegen te gaan. Wat is het omgekeerde van sleur? Juist, spanning! En wat wordt door spanning veroorzaakt? Alweer goed! Door het aanmaken van adrenaline.

Adrenaline, ook wel stresshormoon genoemd, is dat stofje dat door je bijnieren geproduceerd wordt wanneer er gevaar dreigt en dat je lichaam in optimale paraatheid brengt. Een bijkomend voordeel van adrenaline is dat, na vrijgave ervan, ook de aanmaak van dopamine in je hersenen een boost krijgt. Dopamine is ons gelukshormoon en dat is tevens ook de reden waarom men soms beweert dat sommige mensen verslaafd zijn aan gevaar. De dopamine die vrij komt na die stresserende situatie, sorteert een gelijkaardig effect als dat van (chemische) drugs. Tijd voor een nieuwe uitdaging dus.

Experiment nummer 2:

Ik zie mezelf niet onmiddellijk Lara Croft gewijs aan instortende bruggen bengelen dus zoek een iets gematigder kick op. Ik ga wakeboarden. Een hippe watersport waarbij je op een board surft achter een snelle motorboot.

De testsituatie: Kuurne, alwaar een vriend ‘Batoo’ uitbaadt, een wakeboardclub aan de Leie.

De omstandigheden: een werkelijk prachtige zomerdag. Buitentemperatuur: dertig graden. Watertemperatuur: achtentwintig graden. De Leie glinstert vlak in de avondzon. Mensen fietsen of wandelen loom langs het water. Ik ben duidelijk geen poëet maar je snapt me; de omstandigheden zaten goed.

Noot: Ik ben nogal een waterrat. Alles wat je op of in het water kan doen vind ik geweldig en als ik ooit erg rijk ben (wat elk moment kan gebeuren nu ik een beroemde columniste ben) koop ik mezelf een huis op een verlaten strand zodat ik elke avond in slaap kan vallen met het geluid van de zee. Dit gezegd zijnde, de Leie is de zee niet. En salmonella is geen lachertje. Ik maak me dan ook een klein beetje zorgen over de hoeveelheden rivierwater die ik binnen zal klokken wanneer ik me- tevergeefs- staande probeer te houden op zo’n board.

Uitvoering: Ik krijg een korte, doch professionele en geruststellende uitleg van de vriend/lesgever over hoe ik uit het water moet komen (Niet zelf trekken! Laat de boot jou uit het water trekken!) Hij geeft me een zwemvest, duwt een plank in mijn handen en zegt: ‘allez, ga maar.’

De bevindingen:

  1. Ik ben een klein beetje zenuwachtig als ik in het water lig te dobberen. In de eerste plaats omwille van mijn darmflora want die Leie ruikt bijwijlen niet bepaald citroentjesfris. In de tweede plaats om af te gaan als een gieter. Ik heb namelijk het evenwichtsgevoel van een epilepticus en opeens lijkt het geen bijzonder strak plan om mij aan een rotvaart over een rivier te laten zoeven.
  2. De boot vertrekt. Ik denk bij mezelf: ‘Laat de boot jou trekken! Jij bent NIET sterker dan de boot. Laat de boot jou trekken !’ en opeens sta ik recht. Op een plank. Op de Leie. De zon in mijn gezicht en de wind door mijn haren. Ik ben zo in mijn nopjes met mezelf dat ik een vreugderukje aan het touw geef en prompt op mijn gezicht in het water klets.
  3. Poging twee, drie en vier waren van nog kortere duur. Ik raak telkens wel recht maar na een paar meter ga ik staavast op spectaculaire wijze keihard op mijn bakkes. Ik raak een tikje gefrustreerd maar dan roept de vriend: ‘Niet naar de golven kijken, kijk naar de boot. Blijf in het spoor van de boot!’ Ik probeer het nog een keer en dan lukt opeens alles. Ik glijd over het water van Kortrijk tot in Kuurne, het kriebelt in mijn buik en ik ben- vanzelfsprekend- extreem ingenomen met mezelf.
  4. Eens terug in de boot, blijft dat euforische gevoel wel even aanhouden. Ik juich vrolijk voor de anderen die na mij aan de beurt zijn, ik voel mijn pijnlijke spieren nauwelijks en het ijskoude pintje achteraf smaakt nog meer dan anders. Na een uurtje lijkt de adrenaline wel verdwenen en maakt ze plaats voor een lome voldaanheid. Ik ben erg moe maar dan op de manier waarop je je vroeger als kind moe voelde, na een hele dag aan de zee te hebben gespeeld.

Conclusie:

Ik ga zeker nog wakeboarden. Het is een zalige sport waar je heel snel op een aanvaardbaar niveau kan raken en het is eens iets anders dan joggen of lopen. Uiteraard voel ik me erg goed tijdens en achteraf het beoefenen ervan maar dat kan natuurlijk ook te maken hebben met het feit dat ik een zwoele zomeravond op een prachtige boot mocht doorbrengen. Ik weet ook dat wakeboarden niet voor iedereen is weg gelegd en als we het bredere plaatje bekijken dan denk ik dat het niet erg veel uitmaakt of je nu dit doet of eens uit eten gaat op maandag in plaats van thuis de traditionele WAP (Worst- Appelmoes- Patatten) te eten. Sleur doorbreken is volgens mij altijd een goed plan, immers, sleur is de gids op de weg naar een ongelukkig leven en #Yolo.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier