Jos Daerden blikt terug op een turbulente carrière: “Ik was nooit de mooiste voetballer”

GENK “Johan Cruyff belde mij thuis op. Ik zei neen. Ik wou naar Beerschot.” Aan het woord is Jos Daerden, voormalig middenvelder van Standard en de Rode Duivels. De eigenzinnige Limburger blikt terug op zijn bewogen carrière. Een carrière die ánders had kunnen verlopen.

“Een gelijkspel, en strafschoppen die bepalen wie wint.” Assistent-coach Jos Daerden (64) kan niet kiezen tussen de Genkse titelploeg van 2002 en de ploeg van nu die bovenaan staat. “Ik zie gelijkenissen, hoor. De coaches bijvoorbeeld. Sef Vergoossen was net als Philippe Clement sterk in people management. Zij kunnen hun spelers naar een hoger niveau stuwen. Toen waren Sonck en Dagano de bepalende spelers. Skoko en Thijs vormden het hart van de ploeg. Op links stond onze Koen, een jeugdig talent. Vandaag hebben we ook individuen die het verschil kunnen maken. (denkt na) Neen, het zou héél close zijn. Ik kan geen keuze maken.”

Daerden was van 2001 tot 2004 een eerste keer assistent-coach van Racing Genk. Hij vertrok daarna op odyssee door Europa: België, Nederland, Oekraïne, Hongarije, Rusland. In januari 2017 keerde hij terug naar de heimat, opnieuw om assistent te worden. Of hij geen ambities meer had als hoofdcoach? “Jawel, maar ik ben nuchter daarin. Ik weet dat de Belgische ploegen niet wakker liggen van Jos Daerden. Ik was blij met de kans van Genk. Dit is mijn club geworden. Ik voel me hier goed.”

Zou je nog hoofdcoach willen worden?

Het vuur brandt nog, maar het hoeft niet meer. Ik zeg niet op voorhand neen. Maar ik kan hier ook mijn ei kwijt. Ik word 65, hè. Ik voel me fysiek heel goed, maar de realiteit is dat ik geen jonkie meer ben.

Was jij als kind geen fan van Standard?

Jawel. Dat was dé ploeg van Limburg in die tijd. Genk bestond toen nog niet, hè. Ik ben opgegroeid in ’s Herenelderen. Veel mannen uit het dorp gingen werken in Luik. Mijn vader werkte voor FN Herstal. In het weekend mochten de kinderen mee naar de voetbal. Die liefde bleef. Ook toen al had Sclessin een grote aantrekkingskracht.

Wie was jouw inspiratiebron om te voetballen?

Oei. Niemand. Ik zou niet weten vanwaar ik die had moeten halen. Ik ben in een eenvoudig arbeidersgezin opgegroeid. We waren met vier thuis, één meisje, drie jongens. Het was knokken om rond te komen. Mijn moeder heeft veel moeten bijklussen. Uien pellen, vis verkopen, behangen. Dat was het leven toen. Toch was dat een mooie jeugd. Wij woonden in de gebouwen van de dorpsschool, mijn moeder was daar conciërge. We hadden dus veel plek om te spelen. (lacht) Ik was negen, toen ik begon te voetballen.

Was je een rastalent?

(droog) Neen. Ik was nooit de mooiste voetballer. Toen ik zestien was, kon ik naar Club Luik. Daar is de bal beginnen rollen. Eén jaar later keerde ik terug naar Tongeren, toen tweede klasse, en mocht ik al voor de eerste ploeg spelen.

Lesgeven, was dat plan-B?

Ja. Ik denk te mogen zeggen dat ik niet dom was. Maar de universiteit was te hoog gegrepen voor mijn ouders, financieel dan. Ik heb op de normaalschool mijn regentaat Nederlands, Engels en Economie behaald. Ik heb enkele weken lesgegeven, maar dat viel niet te combineren met voetbal.

Van 1980 tot 1984 speelde jij voor Standard. Waren dat de mooiste jaren?

Jawel, want dat was de grootste ploeg. Ernst Happel wou mij. Toen de voorzitter van Tongeren dat zei, verklaarde ik hem voor gek. (lacht) Ik heb met Standard twee titels en een beker gepakt. Dat was een sterke ploeg, hoor. Met een cafémentaliteit. Onderschat het belang daarvan niet. De spelers gingen voor elkaar door het vuur. Ik ben daar ook Rode Duivel geworden.

Of die omkoping nodig was? Natuurlijk niet. Waterschei zou ons nóóit een strobreed in de weg gelegd hebben.”

Wat weet jij nog van 12 mei 1982?

De finale van Europacup II in Camp Nou. Barcelona tegen Standard. Ik kan je nog alle namen geven die aan de aftrap stonden. De flyer van die wedstrijd hangt namelijk uit in mijn toilet. (lacht) Onwaarschijnlijke wedstrijd. We zijn daar geflikt door die scheidsrechter. Eschweiler. Ik vergeet die naam nooit. Die man moet drie appartementen gekregen hebben aan de Costa. We komen 2-1 achter na een vrije trap die nog niet genomen mocht worden. Daarna mochten die van Barcelona schoppen tot we doodvielen. Onvoorstelbaar. Wordt die wedstrijd elders gespeeld, dan winnen wij áltijd. Dat meen ik.

Vier dagen voordien pakten jullie de titel in die beruchte wedstrijd tegen Waterschei. Was daarvoor écht omkoping nodig?

Neen, natuurlijk niet. Waterschei zou ons nóóit een strobreed in de weg gelegd hebben. Die spelers, dat waren onze vrienden. Wij gingen samen op stap. Maar Raymond Goethals, onze trainer, was bang. Hij dacht dat Anderlecht hen een premie zou geven. Ik hoor het hem nog zeggen: als waaile het niet doen, dan gaan zaale het doen.

Jij hebt ook je winstpremie afgestaan. Waarom?

Élke speler deed mee. Goethals had Gerets, onze aanvoerder, kunnen overtuigen. Dagelijks was hij hem aan het bestoken, tot hij zwichtte. Dat ging over 750 euro. Nu, geen haan zou daarnaar gekraaid hebben. Wij hadden die titel sowieso gepakt. Tot twee jaar later dat onderzoek naar zwart geld losbrak, en de Bijzondere Belastinginspectie op Standard binnenviel. Petit, de toenmalige baas, had die uitgave gewoon in de boeken geschreven: ‘betaling feest Waterschei’. Ongelooflijk. Petit dacht soms dat hij God was. (droog) De BBI zag dat anders.

En dan kwam Roda.

(knikt) Ik ben daar opnieuw boven water gekomen. Na twee seizoenen kon ik naar Ajax. Johan Cruyff belde mij thuis op. Dat was op een ochtend. Ik vergeet dat nooit. Ik zou de nieuwe nummer zes worden. Maar ik zei neen. Ik wou naar Beerschot.

Hou je me voor de gek?

Nee, toch niet. (lacht) Ik was rond met Ajax. Maar toen belde Beerschot. Bleek dat ik daar hetzelfde kon verdienen. Ik zou vandaag een andere keuze maken. Maar toen … (even stil) Amsterdam was ver, hè. Onze kinderen waren amper vier en zes (Koen en Bart, red.). Ik had hier ook net een sportzaak opgericht. Je moet dat allemaal in rekening brengen. Zij hebben toen Jan Wouters genomen.

Was jij een speler voor Ajax?

Ik heb mezelf die vraag ook gesteld. Maar als Cruyff dat vond, wie ben ik dan om neen te zeggen?

SPORTRAPPORT

Mijn mooiste sportmoment?

Het WK 1982 in Spanje. Je land mogen verdedigen op het belangrijkste sportevent ter wereld, ik vond dat een grote eer. Ik was nochtans als laatste uitgevallen in de voorbereiding. Een grote ontgoocheling. Ik was net op vakantie vertrokken naar Blankenberge, toen Vandereycken uitviel. De eerste wedstrijd tegen Argentinië zag ik nog vanuit mijn zetel, de dag nadien was ik deel van de groep.

Mijn grootste ontgoocheling?

De zaak-Waterschei. Ik was eigenlijk rond met het Werder Bremen van Otto Rehhagel. Maar toen die zaak wereldwijd weerklank kreeg, wilde hij mij niet meer. Ik was ook zes maanden geschorst. Roda vond dat geen obstakel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier