‘Bad boy’ Nico Mattan openhartig over een leven in teken van koers en bier: “De koers is saai geworden”
We hangen aan de toog van een Roeselaars café. “Doe jij de Kwaremont nog?” vraagt iemand. “Het bier wel, bergop niet meer”, antwoordt mijn gesprekspartner droog. Ik heb afspraak met Nico Mattan, voormalig meesterknecht en bad boy van het peloton. Eerst een pint, dan een interview, is zijn voorwaarde. Een kenner van de geneugten.
Op café gaan, Kwaremont promoten en verkopen, dat is zijn leven vandaag. Leuke anekdote: het alcoholpercentage van het pittige blonde biertje is even groot als het stijgingspercentage van de helling: 6,6 procent. Hij heeft voor de tweede keer van zijn passie zijn beroep gemaakt, zegt hij. De liefde voor het bier heeft de 46-jarige West-Vlaming van zijn vader. “Ik ben opgegroeid tussen de bierbakken. Mijn vader, een echte volksmens, was een kleine bierhandelaar. Let op: vóór mijn 28e heb ik nooit echte bieren gedronken. Dat heb ik geleerd bij Cofidis. Slechte maten, zeker? (lacht) Dan zijn ook mijn beste jaren aangebroken. (fijntjes) Ik weet niet of dat toeval is.”
Mis je het leven als renner?
Goede vraag. Ik denk niet dat ik het mis. Het schoonste leven is dat van een coureur. Je reist de wereld rond, je voelt je fysiek optimaal, je wordt goed betaald. Ik denk dat elke ex-coureur dat zal beamen. Maar ook dit leven leid ik graag. In plaats van de wereld ontdek ik nu de cafés. Wat ik mis, is het zweten. Dat klinkt raar, hè. Ik doe nog zelden aan sport. Ik kan niet meer mee op de fiets, zeker bergop niet. Dan verlies je je goesting.
Je bent ruim tien jaar gestopt. Was het moeilijk een nieuw leven op te bouwen?
(knikt) Het was niet makkelijk. Niet iedereen kan ploegleider worden bij Quick-Step of Lotto. Ik heb een kledingzaak uitgebaat met mijn ex. Dat is niet goed afgelopen. Ik heb voor Luminus gewerkt. Twee jaar geleden kwam dit aanbod van brouwerij De Brabandere. Waarom ga jij geen Kwaremont verkopen? Op mijn lijf geschreven dus. Van die tien jaar zijn de voorbije twee jaar zeker de mooiste. Enig nadeel: ik ben dertig kilogram verdikt.
Is dat een zorg?
Ja, toch wel. Ik moet vermageren. Maar dat is niet makkelijk. Ik kan moeilijk elke dag water drinken op café. Als je naar het toilet gaat, staat er alweer een pint bij. Ik let wel op: in de voormiddag én thuis drink ik niet.
Ook als renner hield je van het goede leven.
Ik heb niet als een pater geleefd, neen. Koers was nooit het enige voor mij. Maar kijk: je ne regrette rien. Ik dronk graag een pint, en elke zondag at ik een pak friet met mayonaise. Zou ik zonder dat beter gereden hebben? Neen. Vandaag zijn jonge renners té professioneel bezig. Dat stoort me. Eens ze twintig zijn, zijn ze de koers beu. Dat is ook de fout van de ouders. Tieners moeten speels kunnen zijn.
“Je wordt afgerekend op je imago. Ik ben daarom geen ploegleider kunnen worden van een grote ploeg.”
Jij cultiveerde dat imago van bad boy ook.
(knikt) Ik heb mijn imago zelf gecreëerd, dat weet ik. Je wordt er ook op afgerekend. Ik ben daarom geen ploegleider kunnen worden van een grote ploeg. Daar ben ik zeker van. Toch klopt dat imago niet helemaal. Robbie McEwen heeft dat eens mooi gezegd: ‘Nico doet alsof het hem niets kan schelen, maar hij is veel ernstiger bezig met zijn vak dan mensen denken.’ Hij had gelijk. Maar ik kwam graag over als een flamboyante man. Ik wou anders zijn. Ik roei graag tegen de stroom in. Dat is mijn karakter, hè. De koers heeft dat ook nodig, vind ik. Mis jij dat niet?
Ja.
De koers is saai geworden. Ik kijk nog maximum een halfuur. Je hebt nog Sagan, en dat is het.
Wie was de renner Nico Mattan?
Ik kon van alles een beetje: tijdrijden, sprinten, de klassiekers. Ik ben zelfs eens 22e geëindigd in de Tour. Weinigen die zich dat nog herinneren. (lacht) Iedereen onthoudt natuurlijk Gent-Wevelgem, maar ik heb ook Plouay gewonnen, twee keer de proloog in Parijs-Nice, de Driedaagse van De Panne. Tijdrijden was mijn grootste specialiteit. Ik ben een tevreden man. Ik ben geen Museeuw of Van Petegem, maar ik was in 2001 wel de eerste Belg op de UCI-ranglijst.
Je was ook eens vijfde in de Ronde van Vlaanderen (2003) en negende in Parijs-Roubaix (2002). Kon je die gewonnen hebben?
Dat waren mijn twee beste prestaties. Mijn probleem was: voelde ik mij te goed, dan kon ik mij niet inhouden. Ik reed voortdurend op kop. Dom natuurlijk. Dan kom je te kort in de laatste tien kilometer. Ik voelde mij in die Ronde twintig procent beter dan in Gent-Wevelgem. Maar in Gent-Wevelgem hield ik mijn pijlen voor de laatste kilometers. Dus ja, ik had die wedstrijden kunnen winnen als ik slimmer had gereden.
Jij wordt vaak in één adem genoemd met Frank Vandenbroucke. Is dat lastig?
Frank was mijn beste maat, hè. Maar als men weer eens begint over de negatieve zaken, de slaappillen en zo, dan is dat lastig, ja. (blaast) Dát heb ik gehad. Maar goed, Frank en ik hebben samen een heel parcours afgelegd. Wij zijn samen begonnen bij Lotto in 1994, trokken daarna samen naar Mapei en vervolgens naar Cofidis. Pas in 2000, toen hij met Sarah trouwde en naar Italië verhuisde, heb ik mijn eigen carrière kunnen uitbouwen.
“Waarom wordt Armstrong altijd met de vinger gewezen? Froome rijdt blijkbaar ook niet met Kwaremont in zijn bidon.”
Mis je hem?
Ja. Ik heb geen broers of zussen. Ik zag hém als een broer. Af en toe verwatert het contact, maar je ziet elkaar graag. (even stil) Ik word vaak aan hem herinnerd, toch enkele keren per week. Dan komt het verleden weer boven.
Ben jij gevoeliger dan je laat uitschijnen?
(aarzelend) Ik weet dat niet. Misschien wel. Ik ben gesloten over gevoelens. Ik wil naar buiten toe altijd positief zijn.
Heb jij kinderen?
Ja, twee dochters: 21 en 19. De oudste doet dierenverzorging in Melle, de jongste studeert communicatiewetenschappen in Gent. Ze wonen bij mijn ex-vrouw.
Heb je een goed contact met hen?
Af en toe, niet zo veel. Dat is wel een beetje jammer. Ik heb hen natuurlijk niet zien opgroeien. Ik was altijd weg. Mijn ex heeft hen opgevoed. Wellicht heeft zij daarom een betere band. Je moet dat aanvaarden, zeker? (even stil) Dat is niet altijd gemakkelijk voor mij. Wellicht laat ik dat niet vaak blijken, maar het is wel zo. Maar goed, wat kan ik er nu nog aan doen?
Om af te sluiten: wat vind je ervan dat Flanders Classics Lance Armstrong uitnodigt op de Ronde van Vlaanderen?
Ik vind dat goed. Ik zou hem zelfs willen zien. (feller) Waarom wordt Armstrong altijd weer met de vinger gewezen? Zelfs een moordenaar komt ooit weer vrij. Hij reed in die tijd met dezelfde vitaminen als negentig procent van de renners. Of kijk nu naar Froome. Die rijdt blijkbaar ook niet met Kwaremont in zijn bidon. Wordt er nu minder gebruikt dan toen? Ik weet dat niet. Dat kan me ook geen zak schelen. Ik wil spektakel zien. Punt. En wat voorbij is, moet niet altijd opnieuw opgerakeld worden.
Na het gesprek keren we terug naar de toog. Mattan vertelt er honderduit anekdotes van toen. Eén wil ik u niet onthouden. We schrijven voorjaar 2005, een hotel in Qatar. Mattan zit in de lobby, met Tom Boonen, Axel Merckx en anderen. Een rijke oliesjeik spreekt hen aan. Of ze niet allemaal willen naturaliseren tot Qatarees. De man wil een topteam samenstellen voor het WK en is bereid een smak geld neer te leggen. “Wij moesten alleen een maand of zes in Qatar gaan wonen. Het aanbod was ongelooflijk. Hoeveel zal ik niet zeggen. Maar we hebben neen gezegd. Je kan dat niet maken tegenover je land en je ploeg.”
Het sportrapport van Nico Mattan
Als kind was mijn idool …
Freddy Maertens. Ook mijn vader was supporter.
Vandaag heb ik grote bewondering voor …
Cristiano Ronaldo, de beste voetballer, flamboyant en recht voor de raap.
Mijn mooiste sportmoment?
Mooiste winst: Gent-Wevelgem. Mooiste moment: de dag dat ik terug mocht koersen na mijn hartritmestoornissen. Dat was in 1999. Ik zat zes maanden thuis.
Mijn grootste ontgoocheling?
De dag dat ik moest stoppen door mijn hart. Al is dat nu geen ontgoocheling meer. Na consultaties in Amerika en Parijs mocht ik weer de fiets op.
(foto photo news)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier