Freya Van den Bossche (SP.A) over haar leven op het kruispunt van zorg en politiek: “Ik kan weer met een frisse blik naar politiek kijken”

GENT – Freya Van den Bossche staat deze dagen met één been in de ‘modder’ en één been in de Wetstraat. Als psychologe voelt ze aan den lijve wat de crisis doet met mensen. “Ik vrees voor wat komt ná de virologische crisis.” Voor het eerst in héél lange tijd treedt de SP.A-politica nog eens op de voorgrond. We spreken over leven en werk, zorgen en dromen en het lef van ‘poulain’ Conner Rousseau.

Dat ik me vereerd voel met dit uitzonderlijke interview, zeg ik haar. We ontmoeten elkaar coronaproof in de omgeving van Drongen, waar ze woont. De voormalige vicepremier glimlacht. “Het is omdat u zo aandringt. ( lacht ) Neen, dat is maar deels de waarheid. Het is ook omdat ik graag over mijn domein praat, over zorg en welzijn. Deze crisis is hét moment om dat te doen.” We drinken een koffie. Zij latte , ik zwart. Als ze vertelt over de politiek, is dat behoedzaam. Ze wil niemand tegen de schenen stampen. “Ik doe geen interviews meer over partijpolitiek. Er staat een nieuwe generatie aan de top van de partij. Ik wil die mensen alle ruimte geven. Ik voel ook niet de behoefte om over elk thema een mening te hebben.”

Als ze vertelt over zorg en welzijn, is dat wél gedreven. Vol vuur. Van den Bossche was nog geen minister af, toen ze al wist dat ze haar leven een nieuwe wending wou geven. Ze wou psychologe worden, een aloude droom. “Ik heb die droom dikwijls moeten opbergen, in een klein doosje, omdat ik mooie kansen kreeg in de politiek. Maar ik ben dat doosje nooit uit het oog verloren.” Drie jaar geleden behaalde ze haar diploma, vandaag werkt ze deeltijds in een psychiatrisch centrum.

En, hebt u uw geluk gevonden?

Ja, eigenlijk wel. Dat is goed verwoord. ( denkt na ) Ik had deze wending nodig om weer écht gelukkig te zijn in wat ik doe. Ik was de politiek niet beu, hoor, maar ik wou méér. Als minister werk je vooral voor een brede en anonieme massa. Ik wou eens op kleine schaal werken, met mensen.

Hebt u gedacht aan stoppen met politiek?

Neen, ómdat ik de twee werelden kan verbinden: welzijn op het terrein én in het parlement. Als dat niet mogelijk was, zou ik anders spreken. ( enthousiast ) Wie in de praktijk werkt, ziet fouten in het systeem die een minister niet kan zien. Dat is een vaststelling, geen verwijt. Ik voel daarom dat ik een meerwaarde kan bieden in het parlement. Zonder dat was ik geen politica meer.

Was het moeilijk om werk te vinden als bekende Vlaming?

Vooral om een stageplek te vinden. Je zag de mensen dikwijls raar opkijken. ‘Wat doet die hier?’ ( lacht ) Gelukkig kreeg ik een fantastische kans op de kinder- en jeugdafdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Het is ook daar dat ik vandaag werk, maar niet meer op die afdeling. Wat ik doe? Mensen begeleiden die na een crisissituatie opgenomen worden. Volwassenen én jongeren. Heel zinvol werk. ( even stil ) Maar soms ook frustrerend. Je wil al die mensen zó graag helpen. Soms lukt dat, maar soms ook niet.

Wat is uw grootste bezorgdheid in deze coronacrisis?

Wat ná de virologische crisis zal komen. ( denkt na ) We moeten als samenleving goed beseffen dat de mentale crisis niet voorbij zal zijn als het virus bedwongen is. Ik durf zelfs zeggen: integendeel. Ik vrees dat er nog veel leed naar boven moet komen. De overheid doet al mooie dingen, zorgt voor vangnetten, maar ze zal die systemen ook na de crisis moeten aanhouden, eventueel in aangepaste vorm.

Het is niet mijn ambitie om opnieuw minister te worden. Ik zou de praktijk niet meer kunnen missen.”

Voelt u dat, waar u werkt?

Ja. Je voelt dat zeker kwetsbare mensen hard getroffen worden. Dat zijn dikwijls mensen die voordien net overeind bleven, maar nu hun laatste draagkracht zien verdwijnen. ( zacht ) Je ziet mensen die vroeger een glas te veel dronken, maar nu een fles te veel, je ziet mensen die opname nodig hebben omdat hun angsten plots overheersen, je ziet mensen met psychotische kwetsbaarheid die duistere tekenen zien in de pandemie. Veel mensen hebben nood aan mentale zorg. Gelukkig beseft ook Frank dat ( Vandenbroucke, federaal minister van Volksgezondheid, SP.A, red. ).

U moet hem eens zeggen dat een therapie van gemiddeld 60 euro per uur onbetaalbaar is voor veel mensen.

( knikt ) Ik heb dat al gedaan. Maar Frank weet dat zelf ook. Onze fysieke gezondheidszorg is betaalbaar voor iedereen, maar onze geestelijke gezondheidszorg is dat niet. Dat is een probleem en dat moet aangepakt worden. Dat zal ook gebeuren, hoor. Er is al budget voorzien. Ik verwacht op korte termijn een concreet voorstel.

Dat het beleid te veel op het virologische focust en te weinig op het menselijke, zeggen sommige psychologen. Wat vindt u daarvan?

Ik begrijp die opmerking. Het is zeker een strak beleid. Maar ik vrees dat er geen alternatief is. We moeten eerst dat virus indijken. En ondanks de strakke lijn worden toch enkele dingen toegelaten. Een knuffelcontact bijvoorbeeld. Bovendien blijven de scholen open. Dat vind ik heel belangrijk voor het welzijn van de kinderen. Onze buurlanden zijn daar niet in geslaagd. En toch lijkt onze curve te dalen.

Conner toont lef. De partij had zo iemand nodig.”

Als het van uw partij afhangt, gaan de cafés niet meer open, zeker?

Oei. Dat ziet u fout, hoor. Ik zou héél graag weer op café gaan. ( lacht ) Het is vooral zo dat Frank geen valse hoop wil geven. Hij is voorzichtig in zijn communicatie. Wouter Beke ook trouwens ( Vlaams minister van Welzijn, CD&V, red. ). En dat is goed. We moeten eerst de kwetsbare mensen vaccineren. Daarna zal er meer mogelijk zijn. Maar wees gerust: ook wij kijken uit naar de opening van de horeca.

Hoe is het eigenlijk met ú in deze crisis?

( aarzelend ) Best oké, gezien de omstandigheden. Ik mag niet klagen. Al begint het te wegen. Vooral dan het gemis van mensen. Mijn moeder woont in Frankrijk. Ik heb haar niet meer gezien sinds vorige zomer. ( even stil ) Ook mijn kinderen hebben hun grootmoeder al zes maanden niet meer gezien. In het begin vind je het fijn om te videochatten, maar na een jaar wil je elkaar weer zien en vastpakken. Mijn vader, die dichterbij woont, heb ik laatst gezien met Kerst. Ik ben ook met hem heel voorzichtig.

Welke les trekt u uit deze crisis?

Dat we beter voorbereid moeten zijn. Dat is de grootste les. Vorig jaar in januari, toen het virus nog in Wuhan zat, heb ik in de commissie de vergelijking gemaakt met het agressieve sars -virus. Dat werd toen weggelachen. Toen het virus naar Europa kwam, heb ik Wouter Beke opnieuw ondervraagd. We zijn klaar, zei hij. Maar we waren niet klaar.

Straks zegt u dat u het wist.

Neen, dat bedoel ik niet. Er was niemand die deze omvang kon voorspellen. Maar we moeten hieruit leren. Dat gaat over beschermingsmateriaal, maar ook over omgang met kwetsbare mensen. ( plots fel ) We mogen kinderen nooit meer laten kiezen tussen hun ouders en de instelling. Dat was vreselijk. Een tweede les is dat er eenheid van aansturing moet zijn in een gezondheidscrisis. Dat betekent: één regering die coördineert.

Wouter Beke is keer op keer dé schietpaal voor de oppositie (SP.A zit federaal in de meerderheid, maar Vlaams in de oppositie). Is dat niet te makkelijk?

Jawel. Ik wil eerlijk zijn in mijn kritiek. Ik kan in alle oprechtheid zeggen dat hij de vaccinatiestrategie goed aanpakt. Het is natuurlijk frustrerend dat de vaccins traag komen, maar dat is zijn schuld niet. Dat is de big farma . In de contactopsporing laat hij wel steken vallen. We betalen veel geld voor een systeem dat niet goed werkt.

Hij verhoogt het budget voor welzijn van 12,6 naar 15,1 miljard euro. Is dat niet straf?

( protesteert ) Dat gaat grotendeels over een verschuiving van budgetten na de zesde staatshervorming en dus niet om extra geld. Maar oké, elke verhoging is goed. Hij voorziet ook eindelijk extra budget voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Aanvankelijk was dat eenmalig, maar op onze vraag is dat structureel geworden: dat vind ik knap. Maar niet elk probleem is een kwestie van budget. De Vlaamse overheid legt te veel regels op. ( op dreef ) Geef de hulpverlening op het terrein eens meer vertrouwen.

U bent van veel minister geweest, maar nooit van welzijn. Is dat een gemis?

Dat is een ambetante vraag. ( lacht ) Jawel, natuurlijk. Mijn hart ligt op dit domein. Maar het is niet mijn ambitie om opnieuw minister te worden, als u dat zou denken. ( lacht ) Ik zou de praktijk niet meer kunnen missen. Het is door die verbinding dat ik weer met een frisse blik naar de politiek kan kijken.

Was u verrast door de terugkeer van Vandenbroucke?

Ja, echt wel. Ik wist van niets. Iedereen was verrast. Maar wel blij verrast. Frank is geknipt voor deze job. Vriend en vijand moeten dat toegeven.

Wat vindt u van de koers van voorzitter Conner Rousseau?

Ik vind die vooral moedig. Conner toont veel lef. De partij had zo iemand nodig. Hij gaat geen enkel debat uit de weg, in tegenstelling tot veel voorgangers. Hij durft ook thema’s in vraag stellen die traditioneel gevoelig liggen in de partij. Neem de hoofddoek voor minderjarigen. Hij stelt luidop vragen, maar laat ruimte voor debat over de antwoorden. Dat typeert hem. Ik geloof erin. Maar dat zal u wellicht niet verbazen. ( glimlacht )

Mag ik u zijn politieke moeder noemen?

Neen, want dan refereert u aan mijn leeftijd. ( lacht ) Ik ken hem natuurlijk goed. Er zijn drie betekenisvolle momenten geweest. Toen hij 12 was, mocht hij mij een dag volgen. Ik was toen minister, hij was kinderminister. Zijn mond stond geen seconde stil. Ik heb hem gezegd: ‘Bel mij als je 18 wordt. Jij moet de politiek in.’ Het grappige is: dat is ook gebeurd. Al was hij iets ouder. Dat was het tweede moment.

Hij schreef u een brief omdat hij vond dat u de jongeren kwijt speelde.

Ja, en dat is weer typisch Conner. Ik hou van mensen die mij durven tegenspreken. Ik heb hem toen een deeltijdse job op mijn kabinet aangeboden. Wel onder één voorwaarde: hij mocht zijn studies niet opgeven. Het derde moment was de lijstvorming twee jaar geleden. Ik heb toen gezegd dat ik graag mijn eerste plek afstond aan iemand met zijn potentieel. Ik wil wel benadrukken dat hij zijn weg zélf gemaakt heeft.

U wil vooral niet gezien worden als zijn beschermvrouw?

Neen, want dat ben ik niet. Wat hij bereikt heeft, heeft hij aan zichzelf te danken. Ik heb hem alleen gesteund.

Is het gevaar niet dat de partij alléén Conner is?

Dat is een moeilijke. ( wikt haar woorden ) Het is logisch dat de voorzitter sterk naar voren geschoven wordt. Hij doet dat ook goed. Maar ik zie tegelijk dat ook andere mensen het woord nemen. Onze twee vrouwelijke fractieleiders bijvoorbeeld. Of Hannes Anaf die hoge ogen gooit in het coronadebat. Ik hoop natuurlijk dat dat nog meer kan gebeuren. Maar we moeten die mensen ook tijd geven. Dat is geen zaak van hoogdringendheid. Je kan zelfs verkiezingen winnen met één kopman, al heeft een gezonde partij natuurlijk wel meer mensen nodig.

De mentale crisis zal niet voorbij zijn als het virus bedwongen is. We moeten dat als samenleving goed beseffen.”

U was ook amper 28 toen u minister werd. Was dat niet te jong?

Soms moet je springen, zonder al te veel nadenken. Ik heb dat gedaan toen ik minister kon worden, Conner toen hij voorzitter kon worden. Je moet weten dat je zo’n kans in de politiek geen twee keer krijgt. Was dat te jong? Ja en neen. Wie jong is, kan onbevangen aan politiek doen. Dat is het voordeel. Het nadeel is het gebrek aan ervaring. Maar dat win je, als je ouder wordt. Helaas verdwijnt dan de onbevangenheid.

Als de groene schuldenput aan bod komt, bent u nog altijd de zondebok. Wat vindt u daarvan?

( blaast ) Dat is beeldvorming van tegenstanders. Ik doe daar niet aan mee. Ik mis vooral eerlijkheid in dat debat. Ik heb dat systeem niet ontworpen, hè. Er zat een fout in het systeem. Ik heb geprobeerd om bij te stellen. Ik heb de subsidies afgebouwd. Toen ik dat deed, werd moord en brand geschreeuwd omdat ik subsidies afnam. Later kreeg ik de kritiek dat ik niet snel genoeg ging. Dus ja. ( even stil ) Dit debat gaat zelden over de feiten, dus zwijg ik liever. Er worden te veel leugens verteld door politici die vooral anderen willen afmaken. Dat aspect van de politiek ben ik wél beu.

Op 21 maart verandert SP.A in Vooruit. Wat vindt u daarvan? U bent kind aan huis in het kunstencentrum in Gent.

Dat is zo. Maar ik vind het een goede naam voor de partij, echt waar. Een naam voor de toekomst met een flinke knipoog naar het verleden. Ik denk wel dat ik die naam ook voor eeuwig zal linken aan het kunstencentrum.

Als Vooruit in 2024 de verkiezingen wint, zal dat met Freya Van den Bossche zijn?

Ik vreesde al voor die vraag. ( lacht ) Eerlijk: ik kan daar nog geen ernstig antwoord op geven. Ik geniet van mijn werk, maar wie weet hoe de wereld er over drie jaar zal uitzien? Als het vuur blijft branden, dan zou ik graag voort doen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier