Chef nieuws Sandra Rosseel: “Wie met het openbaar vervoer reist, moet niet alleen veel tijd hebben, maar ook altijd een plan B”

Goeiemorgen,

Twee uur! 120 minuten! Voor een goeie 25 kilometer. Ik viel deze zomer bijna van mijn stoel toen mijn jongste zoon vertelde hoe lang hij met het openbaar vervoer onderweg zou zijn van Diksmuide tot bij het pretpark Bellewaerde in Ieper. Meer nog, ik geloofde hem niet. Tot ik de app van De Lijn zelf opende en net hetzelfde resultaat kreeg… Twee uur! Mijn 14-jarige zoon en zijn bende vrienden hadden het er met een dagje pretparkpret in het vooruitzicht voor over, maar ik vermoed dat al wie over een auto beschikt heel snel voor het minder milieuvriendelijke alternatief zou kiezen. Ik in elk geval wel, moet ik bekennen.

Ik zit altijd wat in tweestrijd wat het openbaar vervoer betreft. Ik ben ermee opgevoed – mijn vader was decennialang buschauffeur bij De Lijn en ook mijn moeder heeft enkele jaren achter het stuur gezeten – en draag het dan ook een warm hart toe, maar het wordt de gebruikers absoluut niet makkelijk gemaakt. Of zelfs onmogelijk. Een voorbeeldje: vrijdagavond ben ik naar de Allianz Memorial Van Damme in het Koning Boudewijnstadion in Brussel geweest. Met het openbaar vervoer gaan was geen optie, want mijn laatste trein naar huis vertrok al om 21.08 uur in Brussel Zuid. Neem daarbij nog de metrorit van het stadion naar het station, en ik had amper iets van de meeting kunnen volgen.

Of neem nu mijn reis naar Duisburg begin dit jaar. Met de trein, want dat vind ik heerlijk. Rustig wat kunnen lezen, maar vooral kijken naar al die natuur, die tuinen en de huizen die langs je heen zoeven, kleine inkijkjes in het leven van anderen waarbij ik dan graag de meest fantastische verhalen fantaseer… Alleen, op de terugweg had onze trein vanuit Duitsland flink wat vertraging, waardoor we onze laatste aansluiting richting De Panne (met overstap in Gent) in Brussel misten… Of toch mijn reisgenote, want zelf waren vooraf bij mij al alarmbellen afgegaan. ‘Amper’ 40 minuten tijd om over te stappen in Brussel als alles goed ging? Dat leek me te riskant. En dus was ik niet vanuit mijn thuisstad Diksmuide vertrokken, maar was ik met de auto naar Brugge gereden, een stad die ‘s avonds met de trein vanuit Brussel wel nog makkelijk te bereiken is. Het omwegje naar De Panne om mijn reisgenote naar huis te brengen, nam ik er met plezier bij. Maar eigenlijk is het toch al te gek dat wanneer je een station in eigen stad hebt, je toch 45 kilometer naar een ander station moet rijden om zeker te zijn dat je ook weer thuis zal geraken.

Doodzonde vind ik het dat wie van het openbaar vervoer gebruik maakt, niet alleen heel veel tijd moet hebben (zie ook de reportage van onze journalist Glen Van Muylen die een aantal routes met de auto en het openbaar vervoer vergeleek op www.dezondag.be), maar ook altijd een plan B klaar moet hebben. Voor de goedkoop hoef je het alvast niet te doen. Dit moet toch gemakkelijker én beter kunnen?

Reageren? sandra.rosseel@roularta.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier