Zo verhoog je je kansen om de eindmeet van de Dodentocht te halen
Vanavond om 21 uur start de 48ste editie van de Internationale 100 km Dodentocht in Bornem. 13.952 moedige deelnemers proberen om binnen een tijdspanne van respectievelijk 10 uur (joggers) en 24 uur (wandelaars) de eindmeet te halen. Wie slaagt erin om deze uitdaging tot een goed einde te brengen? Bio-ingenieurs van de UGent lichten een tipje van de sluier op.
Onderzoekers van de Universiteit Gent maakten een analyse van vijf opeenvolgende 100 km Dodentochten: van 2009 tot en met 2014. Dat deden ze op basis van anonieme gegevens die de vzw 100 km Dodentocht Kadee Bornem hen ter beschikking stelde. Voor wie meer kans wil maken om de eindmeet te halen, levert dat nuttige info op. Sommige factoren die de slaagkansen beïnvloeden, heb je immers zelf in de hand.
Meer mannen tot het eind
Over de onderzochte vijf jaar zijn elk jaar gemiddeld 10.925 mensen aan de start gekomen van de Dodentocht. Gemiddeld 61 procent daarvan bereikte de eindmeet, en dat in ongeveer 21 uur – drie uur minder dan de vooropgestelde limiet.
Van de vrouwen die de Dodentocht starten, haakt iets minder dan de helft (47%) af vóór het einde. Over het algemeen wandelen vrouwen trager dan mannen en geven ze dichter bij het startpunt op, terwijl mannen pas verder in het parcours stoppen. Van de mannen geeft 37 procent onderweg op en haalt gemiddeld dus 63 procent de eindmeet.
Goed begonnen is slechts half gewonnen
De meeste deelnemers die afhaken, doen dat ter hoogte van de controleposten halfweg het parcours. Dat is waarschijnlijk te verklaren door een combinatie van elementen: het bereiken van de symbolische grens van 50 km, de frisse nachtelijke temperaturen waaraan de kledij van de deelnemers niet aangepast is en het slaaptekort. Tijdens de tocht geraken deelnemers die samen gestart zijn, elkaar ook soms kwijt door opgave of omdat ze er een verschillend wandeltempo op nahouden. Daarmee valt ook de morele steun voor elkaar weg, wat volhouden nog moeilijker maakt.
Wie het tot na de controleposten op 50 kilometer uithoudt, heeft een flink hogere kans om de 100 kilometer uit te stappen. Zo haalt 75% van de deelnemers die daar voorbij gaat, de eindmeet. De overgrote meerderheid (92%) die 15 uur gewandeld heeft, gaat door tot aan de finish.
Snelheid is de sleutel
Daarnaast zagen de onderzoekers ook een verband tussen de wandelsnelheid en de slaagkans van de deelnemers. “Op basis van onze analyse konden we afleiden dat hoe sneller je start, hoe verder je geraakt in de tocht”, aldus Steffie Van Nieuland van het onderzoeksteam KERMIT voor Knowledge-based Systems (Universiteit Gent) die dit onderzoek leidde.
Bovendien blijkt dat wie over het hele traject sneller dan 5 kilometer per uur wandelt, over het algemeen ook verder geraakt.
Ouder en bedachtzamer
Leeftijd heeft ook een invloed op snelheid, zo bleek. Jongere deelnemers starten sneller, maar haken ook sneller af. Oudere deelnemers geraken over het algemeen verder. “Je zou hieruit kunnen afleiden dat oudere deelnemers meer voorbereid zijn wanneer ze de Dodentocht wandelen. Jongere mensen trainen misschien minder en starten impulsiever”, vermoedt de onderzoekster.
En het weer?
Verrassend genoeg bleek het weer weinig invloed te hebben op de globale slaagkansen om de 100 km Dodentocht uit te wandelen. “We hadden verwacht dat regen of koude nachten ervoor zouden zorgen dat meer deelnemers zouden afhaken”, aldus de onderzoekster. “Maar het weer bleek alleen op korte termijn tot opgeven te leiden. Veel mensen stoppen wel door de koude of de regen, maar toch haalden evenveel deelnemers de eindmeet als bij stabiele temperaturen. Slecht weer zorgt er dus alleen maar voor dat mensen die sowieso zouden opgeven, dat iets vroeger doen.”
(bron: UGent)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier