Tom Boonen: “In tennis en voetbal worden dopingverhalen meer weggemoffeld”
In de wielrennerij zijn de goden zij die stampen, soms elegant, soms lomp, die helse pijnen verbijten, het grimas op sterven, en die uiteindelijk met de handen naar de hemel gericht de meet overschrijden. Al tien jaar mag een Belg zich de Oppergod noemen, Tom Boonen. Al heeft de 34-jarige Kempenzoon geworsteld met deze titel. Hard geworsteld.
Ik heb je biografie gelezen, zeg ik hem. We zitten op een zonnig terras in Limburg. Twee spuitwaters in de aanslag. Hij lacht. “Ik was toen tien jaar jonger, hè!” ‘Mijn Verhaal’ dateert inderdaad van 2006. Wat erin staat, is recht voor de raap. Zacht uitgedrukt. Een voorbeeld. Het is last, pure last, onzin en niet meer dan dikke, vette zever. De mening van Tom Boonen toen over de media-aandacht. Vandaag zegt hij: “De grote hype elke dag iets te moeten schrijven over Tom Boonen is gepasseerd. Dat is een grote verbetering. Toen werd ik echt kapot geïnterviewd. En altijd diezelfde vragen. Nu geef ik zelfs al eens graag een interview.”
Hij had het moeilijk toen met zijn waanzinnige populariteit. Eén van de redenen waarom hij enkele jaren naar Monaco vluchtte. “Als je jong bent, wil je je daartegen verzetten. Je wil de normale dingen blijven doen. Maar van dag op dag lukt dat niet meer. Op restaurant gaan zonder aangeklampt te worden, boodschappen doen zonder dat iemand je karretje doorzoekt, dat lukt allemaal niet meer. Je kunt niet geloven hoe raar mensen doen als ze een bekend iemand zien. Ik kon me dat moeilijk voorstellen, ik had zelf nooit idolen. Vandaag kan ik dat beter een plaats geven. Als ik naar de bus stap, weet ik dat ik vijf minuten kwijt zal zijn aan foto’s en handtekeningen. Je leert dat aanvaarden, je kan niet anders. Het is ook belangrijk supporters te hebben. Maar als je jong bent, lijkt alles veel erger.”
“Ik ben iets normaler dan Frank Vandenbroucke”
Waaraan dank jij die goddelijke status?
Dat weet ik niet. Omdat ik veel wedstrijden won, zeker? Ik weet wel dat het snel gegaan is. Toen ik in 2005 de topklassiekers en het WK won, is het helemaal ontspoord. Zelfs mensen die niet van koers hielden, kwamen kijken. Iedereen wou iets van mij.
Frank Vandenbroucke is eraan tenonder gegaan. Had dat ook jou kunnen overkomen?
Ik denk dat Frank tenonder gegaan is aan zijn persoonlijkheid. Je had eigenlijk twee Franks. De ene heel extravert, de andere heel gesloten. ’s Avonds aan tafel kon hij supervrolijk zijn, en een uur later niet meer weten dat hij naast jou gezeten heeft. Dat was raar, hoor. Je kon niet tot hem doordringen. Frank had gelijk wat mogen doen in zijn leven, hij zou altijd op dezelfde manier geëindigd zijn. Hij legde zichzelf ongelooflijk veel druk op, twijfelde en zocht dan uitwegen. Ik ben anders. Ik denk dat ik, om het cru te zeggen, iets ‘normaler’ ben.
Jij hebt in 2008 en 2009 ook diep gezeten, je had het cocaïneverhaal. Hoe ben je daaruit geraakt?
Door mezelf te blijven. Ik heb me niet verstopt. Ik ben blijven doen wat ik graag deed: fietsen. Dat was mijn uitweg. Ik ben niet iemand die negatief in het leven staat. Zelfs niet in een moeilijke periode. Je moet altijd vooruit kijken. Dat is wat ik gedaan heb. (denkt na) Mijn omgeving heeft ook een belangrijke rol gespeeld, maar ik was niet afhankelijk van hen. Je moet mij laten doen, ik kom altijd wel op mijn pootjes terecht. Lore (zijn partner, red) weet dat.
Is wielrennen te populair in ons land? Vlaams minister van Media Sven Gatz pleit voor minder koers en voetbal op televisie.
Ik kan hem wel volgen. Minder kwantiteit en meer kwaliteit. Ik vind die uitzendingen ook veel te lang duren. Je hoort veel gelul om de tijd vol te praten. Als je minder koersen uitzendt, kun je misschien meer aandacht besteden aan de kwaliteit van de uitzendingen.
Ik vind het vreemd dat de dopingschandalen de populariteit van de sport niet aangetast hebben.
Dat klopt. Blijkbaar hebben mensen een kortetermijngeheugen. Een dopingzaak levert aandacht op voor de sport, en twee weken later blijft alleen de aandacht hangen en niet meer het waarom. (zwijgt even) Bij ons komen die verhalen ook altijd naar buiten. Ik heb de indruk dat er in het tennis en het voetbal meer weggemoffeld wordt.
Worden jullie te veel gecontroleerd?
Nee, dat bedoel ik niet. Het is goed dat het wielrennen zo hard strijdt tegen doping. Het is niet leuk om ’s morgens om half zeven een wildvreemde aan je deur te hebben met een potteke om in te pissen. Maar dat is blijkbaar wel de enige garantie voor een zuivere sport. Hoe jammer dat ook is. Maar je moet opletten als je mensen verdacht maakt. Je kan carrières kraken. Kijk naar Greg Van Avermaet: niets gedaan, maar voor de rest van zijn leven met doping geassocieerd.
Ben jij ooit met doping in aanraking gekomen?
Nee. Ik ben gelukkig net op tijd bij US Postal vertrokken. In 2002. Dat had er ook wel iets mee te maken. Die verhalen deden toen al de ronde. Ik had geen zin om daarin mee te gaan. Ik was goed uit mezelf, ik won mijn wedstrijden. Nu, ik heb nooit iets gezien. Ze hebben dat heel goed voor mij kunnen verstoppen. Ik zat ook niet in die Tour-entourage van Armstrong. (zwijgt even) Ik denk wel dat de mentaliteit de laatste tien jaar ferm veranderd is. Doping wordt niet meer aanvaard. Ik geloof echt dat 99 procent van het peloton zuiver rijdt. Misschien dat hopeloze jongens het nog doen, mensen met weinig verstand die toch maar proberen even aan te klampen om een goed contract te versieren. Maar de echte toppers zie ik dat niet meer doen. Waarom zou je dat risico nemen als je weet wat Armstrong meegemaakt heeft?
In P-Magazine zegt je grote baas Patrick Lefevere dat je dit jaar gestopt was als je een klassieker had gewonnen.
(blaast) Nee, toch niet. Dat zou misschien wel een droomscenario zijn, ja. Maar ik koers nog veel te graag. En ik voel me nog goed. Als je stopt, dan kan je niet meer terug. Je moet dat goed voor ogen houden. Ik heb dit jaar wel voor het eerst over mijn afscheid nagedacht. Ik zal zeker nog één jaar koersen. En waarschijnlijk nog het voorjaar erna. Maar veel langer zal het niet meer duren.
“Ik kan nog klassiekers winnen, dat weet ik zeker!”
Waarvan droom jij nog in het wielrennen?
Ik zou heel graag nog zeker één keer op mijn oude niveau, en vooral blessurevrij, aan de start komen van de voorjaarsklassiekers. Ik kán die nog winnen, dat weet ik zeker. En het WK natuurlijk. De Olympische Spelen in Rio? Ik hoor dat het parcours heel zwaar is. Dat zal waarschijnlijk niets voor mij zijn.
Op één jaar US Postal na heb jij je hele carrière voor Quick-Step gereden. Die trouw is uniek in het wielrennen. Was Lefevere altijd de enige die jou kon betalen?
Dat zegt hij (lacht). Ik heb andere aanbiedingen gekregen. Eén keer heb ik er echt serieus over nagedacht. Ik was een jaar of 27. Europcar wou een grote klassieke ploeg uitbouwen. Ik kreeg carte blanche. En ik zou er meer verdienen. Maar ik heb neen gezegd. Ik had geen zin om naar een Franse ploeg te verhuizen. Je moet ook op lange termijn denken. Quick-Step is na al die jaren een stuk familie geworden. Ik hecht daar veel belang aan.
Wat vind je eigenlijk van ‘Het is weer Couckenbak’, de schlagerhit van je sponsor Marc Coucke?
Eerlijk? Ik vind het niet goed. Echt niet (lacht). Nu, dat is typisch Marc, hè. Niemand vraagt dat hij zou zingen, maar hij doet het toch.
Dit interview verscheen in De Zondag van 23 augustus 2015.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier